Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. bossen:
  2. bos:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor bossen (Nederlands) in het Engels

bossen:

bossen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de bossen (wouden)
    the forests; the woods; the forest biomes; the woodland ecosystem

Vertaal Matrix voor bossen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
forest biomes bossen; wouden
forests bossen; wouden
woodland ecosystem bossen; wouden
woods bossen; wouden bos; bosland; geboomte; woud

Verwante woorden van "bossen":


bos:

bos [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het bos (bosland; geboomte; woud)
    – heleboel bomen bij elkaar 1
    the forest; the woods; the woodland
    • forest [the ~] zelfstandig naamwoord
    • woods [the ~] zelfstandig naamwoord
    • woodland [the ~] zelfstandig naamwoord

bos [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de bos (bundel)
    – langwerpige dingen die bij elkaar gehouden worden 1
    the bundle
    • bundle [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de bos
    – heleboel bomen bij elkaar 1
    the forest
    • forest [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bos:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bundle bos; bundel bosje; bundel; schoof
forest bos; bosland; geboomte; woud forest; woud
woodland bos; bosland; geboomte; woud bosgrond
woods bos; bosland; geboomte; woud bossen; wouden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bundle bundelen; samenbundelen

Verwante woorden van "bos":


Verwante definities voor "bos":

  1. heleboel bomen bij elkaar1
    • we maakten een wandeling in het bos1
  2. langwerpige dingen die bij elkaar gehouden worden1
    • ik kocht een bos wortelen1

Wiktionary: bos

bos
noun
  1. dense collection of trees
  2. A group of a number of similar things
  3. bunch of flowers

Cross Translation:
FromToVia
bos bunch Bund — ein Bündel; etwas, das zusammengebunden oder zusammengeschnürt ist
bos bundle Bündel — etwas Zusammengebundenes; aneinander gebundene Gegenstände
bos bunch Strauß — Komposition von Schnittblumen (Plural: Sträuße)
bos forest; wood Wald — größere von Bäumen dicht bewachsene FlächeZu den sprachlichen Implikationen von „Wald“ siehe: Ludwig M. Eichinger: Der Wald in der deutschen Sprache. Vorgestern, gestern und heute. In: Der Sprachdienst 24, Heft 3, 2008, Seite 2-13.
bos forest; woods; woodland; timberland; grove bois — Ensemble d’arbres assez proches
bos forest; woodland; wood; timberland forêt — vaste terrain couvert de bois