Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. duizelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor duizelen (Nederlands) in het Engels

duizelen:

duizelen werkwoord (duizel, duizelt, duizelde, duizelden, geduizeld)

  1. duizelen (in de war maken)
    make dizzy; to confuse

Conjugations for duizelen:

o.t.t.
  1. duizel
  2. duizelt
  3. duizelt
  4. duizelen
  5. duizelen
  6. duizelen
o.v.t.
  1. duizelde
  2. duizelde
  3. duizelde
  4. duizelden
  5. duizelden
  6. duizelden
v.t.t.
  1. heb geduizeld
  2. hebt geduizeld
  3. heeft geduizeld
  4. hebben geduizeld
  5. hebben geduizeld
  6. hebben geduizeld
v.v.t.
  1. had geduizeld
  2. had geduizeld
  3. had geduizeld
  4. hadden geduizeld
  5. hadden geduizeld
  6. hadden geduizeld
o.t.t.t.
  1. zal duizelen
  2. zult duizelen
  3. zal duizelen
  4. zullen duizelen
  5. zullen duizelen
  6. zullen duizelen
o.v.t.t.
  1. zou duizelen
  2. zou duizelen
  3. zou duizelen
  4. zouden duizelen
  5. zouden duizelen
  6. zouden duizelen
diversen
  1. duizel!
  2. duizelt!
  3. geduizeld
  4. duizelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor duizelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
confuse duizelen; in de war maken met elkaar verwarren; verwisselen
make dizzy duizelen; in de war maken