Nederlands
Uitgebreide vertaling voor gefingeerd (Nederlands) in het Engels
gefingeerd:
-
gefingeerd (onecht; bedriegelijk; vals; nagemaakt; onwaar)
false; fictitious; faked; feigned; sham; stingy; not genuine; bogus; mean-
false bijvoeglijk naamwoord
-
fictitious bijvoeglijk naamwoord
-
faked bijvoeglijk naamwoord
-
feigned bijvoeglijk naamwoord
-
sham bijvoeglijk naamwoord
-
stingy bijvoeglijk naamwoord
-
not genuine bijvoeglijk naamwoord
-
bogus bijvoeglijk naamwoord
-
mean bijvoeglijk naamwoord
-
-
gefingeerd (fictief; denkbeeldig; verzonnen; bedacht)
fictitious; fictive; imaginary; invented; notional-
fictitious bijvoeglijk naamwoord
-
fictive bijvoeglijk naamwoord
-
imaginary bijvoeglijk naamwoord
-
invented bijvoeglijk naamwoord
-
notional bijvoeglijk naamwoord
-
-
gefingeerd (fictief; denkbeeldig; geveinsd; aangenomen; verdicht)
Vertaal Matrix voor gefingeerd:
fingeren:
-
fingeren (simuleren; veinzen; voorwenden)
Conjugations for fingeren:
o.t.t.
- fingeer
- fingeert
- fingeert
- fingeren
- fingeren
- fingeren
o.v.t.
- fingeerde
- fingeerde
- fingeerde
- fingeerden
- fingeerden
- fingeerden
v.t.t.
- heb gefingeerd
- hebt gefingeerd
- heeft gefingeerd
- hebben gefingeerd
- hebben gefingeerd
- hebben gefingeerd
v.v.t.
- had gefingeerd
- had gefingeerd
- had gefingeerd
- hadden gefingeerd
- hadden gefingeerd
- hadden gefingeerd
o.t.t.t.
- zal fingeren
- zult fingeren
- zal fingeren
- zullen fingeren
- zullen fingeren
- zullen fingeren
o.v.t.t.
- zou fingeren
- zou fingeren
- zou fingeren
- zouden fingeren
- zouden fingeren
- zouden fingeren
diversen
- fingeer!
- fingeert!
- gefingeerd
- fingerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Vertaal Matrix voor fingeren:
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
do as if | fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden | beweren; doen voorkomen; huichelen; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven |
feign | fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden | beweren; huichelen; pretenderen; stellen; verklaren; voorgeven |
pretend | fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden | aanmatigen; beweren; doen alsof; doen voorkomen; huichelen; pretenderen; spelen; stellen; toneelspelen; verklaren; voorgeven; zich aanstellen; zich verbeelden |
simulate | fingeren; simuleren; veinzen; voorwenden |
Computer vertaling door derden: