Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. hark:
  2. harken:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hark (Nederlands) in het Engels

hark:

hark [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de hark
    the rake
    • rake [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hark:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rake hark losbol; pook; schuinsmarcheerder; versnellingshandel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rake aanharken; harken

Verwante woorden van "hark":


Wiktionary: hark

hark
noun
  1. garden tool

Cross Translation:
FromToVia
hark rake râteau — Outil de jardinier (1)
hark rake râteau de jardinier — Outil de jardinier (1)

hark vorm van harken:

harken werkwoord (hark, harkt, harkte, harkten, geharkt)

  1. harken
    to rake; to gather
    • rake werkwoord (rakes, raked, raking)
    • gather werkwoord (gathers, gathered, gathering)

Conjugations for harken:

o.t.t.
  1. hark
  2. harkt
  3. harkt
  4. harken
  5. harken
  6. harken
o.v.t.
  1. harkte
  2. harkte
  3. harkte
  4. harkten
  5. harkten
  6. harkten
v.t.t.
  1. heb geharkt
  2. hebt geharkt
  3. heeft geharkt
  4. hebben geharkt
  5. hebben geharkt
  6. hebben geharkt
v.v.t.
  1. had geharkt
  2. had geharkt
  3. had geharkt
  4. hadden geharkt
  5. hadden geharkt
  6. hadden geharkt
o.t.t.t.
  1. zal harken
  2. zult harken
  3. zal harken
  4. zullen harken
  5. zullen harken
  6. zullen harken
o.v.t.t.
  1. zou harken
  2. zou harken
  3. zou harken
  4. zouden harken
  5. zouden harken
  6. zouden harken
en verder
  1. is geharkt
  2. zijn geharkt
diversen
  1. hark!
  2. harkt!
  3. geharkt
  4. harkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor harken:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
rake hark; losbol; pook; schuinsmarcheerder; versnellingshandel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gather harken bij elkaar vegen; bijeen krijgen; bijeen scharrelen; bijeenkomen; bijeenrapen; bijeenzoeken; binnen halen; bundelen; inwinnen; inzamelen; oogsten; oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen; plukken; samenkomen; samenpakken; samenrapen; trachten te krijgen; verenigen; vergaren; verzamelen
rake harken aanharken

Verwante woorden van "harken":


Wiktionary: harken

harken
verb
  1. use a rake on

Cross Translation:
FromToVia
harken rake râtelerramasser avec le râteau.