Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. huissleutel:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor huissleutel (Nederlands) in het Engels

huissleutel:

huissleutel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de huissleutel (huisdeursleutel)
    the latchkey; the house key; the front-door key

Vertaal Matrix voor huissleutel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
front-door key huisdeursleutel; huissleutel
house key huisdeursleutel; huissleutel
latchkey huisdeursleutel; huissleutel

Verwante woorden van "huissleutel":

  • huissleutels