Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. immigreren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor immigreren (Nederlands) in het Engels

immigreren:

immigreren werkwoord (immigreer, immigreert, immigreerde, immigreerden, geïmmigreerd)

  1. immigreren
    to immigrate
    • immigrate werkwoord (immigrates, immigrated, immigrating)

Conjugations for immigreren:

o.t.t.
  1. immigreer
  2. immigreert
  3. immigreert
  4. immigreren
  5. immigreren
  6. immigreren
o.v.t.
  1. immigreerde
  2. immigreerde
  3. immigreerde
  4. immigreerden
  5. immigreerden
  6. immigreerden
v.t.t.
  1. ben geïmmigreerd
  2. bent geïmmigreerd
  3. is geïmmigreerd
  4. zijn geïmmigreerd
  5. zijn geïmmigreerd
  6. zijn geïmmigreerd
v.v.t.
  1. was geïmmigreerd
  2. was geïmmigreerd
  3. was geïmmigreerd
  4. waren geïmmigreerd
  5. waren geïmmigreerd
  6. waren geïmmigreerd
o.t.t.t.
  1. zal immigreren
  2. zult immigreren
  3. zal immigreren
  4. zullen immigreren
  5. zullen immigreren
  6. zullen immigreren
o.v.t.t.
  1. zou immigreren
  2. zou immigreren
  3. zou immigreren
  4. zouden immigreren
  5. zouden immigreren
  6. zouden immigreren
diversen
  1. immigreer!
  2. immigreert!
  3. geïmmigreerd
  4. immigrerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor immigreren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
immigrate immigreren

Wiktionary: immigreren

immigreren
verb
  1. een land binnenkomen om zich er te vestigen
immigreren
verb
  1. to move into another country or area

Computer vertaling door derden: