Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. infarct:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor infarct (Nederlands) in het Engels

infarct:

infarct [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het infarct
    the stroke
    • stroke [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor infarct:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stroke infarct apoplexie; attaque; beroerte; handslag; hartaanval; hartinfarct; hartverlamming; hersenbloeding; herseninfarct; kwaststreek
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
stroke knuffelen; liefkozen

Verwante woorden van "infarct":

  • infarcten

Wiktionary: infarct

infarct
noun
  1. area of dead tissue