Home ->Woordenboeken ->Nederlands/Engels ->Vertaal inspecteurs

Vertaal inspecteurs van Nederlands naar Engels

Overzicht

Nederlands naar Engels: Meer gegevens...

inspecteurs:
- supervisors; superintendent; observers; foremen; inspectors
inspecteur:
- inspector; examiner
Wiktionary:
- inspecteur → inspector, auditor
- inspecteur → inspector

Nederlands

Uitgebreide vertaling voor inspecteurs (Nederlands) in het Engels

inspecteurs:

inspecteurs [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

de inspecteurs (opzieners; toezichthouders; opzichters; surveillanten)
the supervisors; the superintendent; the observers; the foremen; the inspectors
- supervisors [the ~] zelfstandig naamwoord
- superintendent [the ~] zelfstandig naamwoord
- observers [the ~] zelfstandig naamwoord
- foremen [the ~] zelfstandig naamwoord
- inspectors [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor inspecteurs:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
foremen	inspecteurs; opzichters; opzieners; surveillanten; toezichthouders	aanvoerders; hoofdmannen; kopmannen; leiders; voormannen
inspectors	inspecteurs; opzichters; opzieners; surveillanten; toezichthouders	opzichters; opzieners
observers	inspecteurs; opzichters; opzieners; surveillanten; toezichthouders	waarnemers
superintendent	inspecteurs; opzichters; opzieners; surveillanten; toezichthouders	toezichthouder
supervisors	inspecteurs; opzichters; opzieners; surveillanten; toezichthouders	opzichters; opzieners

Verwante woorden van "inspecteurs":

inspecteur

inspecteur:

inspecteur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

de inspecteur (controleur)
the inspector; the examiner
- inspector [the ~] zelfstandig naamwoord
- examiner [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor inspecteur:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
examiner	controleur; inspecteur	examinator; onderzoeker; tester; vorser
inspector	controleur; inspecteur	conducteur; controleur; keurmeester; treinconducteur

Verwante woorden van "inspecteur":

inspecteurs, inspecteurtje

Wiktionary: inspecteur

inspecteur

noun

beroep|nld iemand wiens taak het is inspecties uit te voeren
- inspecteur → inspector; auditor

Cross Translation:

From	To	Via
• inspecteur	→ inspector	↔ inspecteur — Celui, celle dont la fonction est d’inspecter, de surveiller quelque chose.

Computer vertaling door derden: