Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. keutel:
  2. keutelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor keutel (Nederlands) in het Engels

keutel:

keutel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de keutel (stuk poep; uitwerpsel; hoop; drol)
    the turd; the shit
    • turd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shit [the ~] zelfstandig naamwoord !

Vertaal Matrix voor keutel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
shit drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel beer; drek; eikel; excrementen; fecaliën; feces; hond; kak; klootzak; lul; mest; poep; schijt; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap; stront; uitscheiding; uitwerpselen
turd drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel bolus; drek; kak; poep; poephoop; schijt; schijtbak; stront; stronthoop
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
shit kakken
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
shit klote; shit; verdikkeme; verdomd

Verwante woorden van "keutel":

  • keutelen, keutels, keuteltje, keuteltjes

keutelen:

keutelen werkwoord (keutel, keutelt, keutelde, keutelden, gekeuteld)

  1. keutelen
    to trifle; to potter
    • trifle werkwoord (trifles, trifled, trifling)
    • potter werkwoord (potters, pottered, pottering)

Conjugations for keutelen:

o.t.t.
  1. keutel
  2. keutelt
  3. keutelt
  4. keutelen
  5. keutelen
  6. keutelen
o.v.t.
  1. keutelde
  2. keutelde
  3. keutelde
  4. keutelden
  5. keutelden
  6. keutelden
v.t.t.
  1. heb gekeuteld
  2. hebt gekeuteld
  3. heeft gekeuteld
  4. hebben gekeuteld
  5. hebben gekeuteld
  6. hebben gekeuteld
v.v.t.
  1. had gekeuteld
  2. had gekeuteld
  3. had gekeuteld
  4. hadden gekeuteld
  5. hadden gekeuteld
  6. hadden gekeuteld
o.t.t.t.
  1. zal keutelen
  2. zult keutelen
  3. zal keutelen
  4. zullen keutelen
  5. zullen keutelen
  6. zullen keutelen
o.v.t.t.
  1. zou keutelen
  2. zou keutelen
  3. zou keutelen
  4. zouden keutelen
  5. zouden keutelen
  6. zouden keutelen
en verder
  1. is gekeuteld
diversen
  1. keutel!
  2. keutelt!
  3. gekeuteld
  4. keutelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor keutelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
potter keramist; pottenbakker
trifle akkefietje; bagatel; dingetje; futiliteit; kleinigheid; liflafje; niemendalletje; onbelangrijk iets; peulenschil; wissewasje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
potter keutelen fröbelen; knutselen; prutsen
trifle keutelen

Verwante woorden van "keutelen":