Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. misleidend:
  2. misleiden:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor misleidend:
    • devious


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor misleidend (Nederlands) in het Engels

misleidend:

misleidend bijvoeglijk naamwoord

  1. misleidend (bedrieglijk; illusoir)
    deceptive; misleading; deceitful; untruthful; untrue

Vertaal Matrix voor misleidend:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deceitful bedrieglijk; illusoir; misleidend duister; louche; onbetrouwbaar; onguur; verdacht
deceptive bedrieglijk; illusoir; misleidend gevaarlijk; hachelijk; risicovol; riskant
misleading bedrieglijk; illusoir; misleidend
untrue bedrieglijk; illusoir; misleidend onheus; onwaarachtig
untruthful bedrieglijk; illusoir; misleidend leugenachtig; onwaarachtig

Wiktionary: misleidend

misleidend
adjective
  1. tending to mislead
  2. likely or attempting to deceive
  3. seemingly well-reasoned, but fallacious

misleidend vorm van misleiden:

misleiden werkwoord (misleid, misleidt, misleidde, misleidden, misleid)

  1. misleiden (besodemieteren; afzetten; bedriegen; )
    to deceive; to cheat; to swindle; to hoodwink; woodwink; to diddle
    • deceive werkwoord (deceives, deceived, deceiving)
    • cheat werkwoord (cheats, cheated, cheating)
    • swindle werkwoord (swindles, swindled, swindling)
    • hoodwink werkwoord (hoodwinks, hoodwinked, hoodwinking)
    • woodwink werkwoord
    • diddle werkwoord (diddles, diddled, diddling)
  2. misleiden (om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten)
    to mislead; to deceive; put on the wrong track; lead up the garden path

Conjugations for misleiden:

o.t.t.
  1. misleid
  2. misleidt
  3. misleidt
  4. misleiden
  5. misleiden
  6. misleiden
o.v.t.
  1. misleidde
  2. misleidde
  3. misleidde
  4. misleidden
  5. misleidden
  6. misleidden
v.t.t.
  1. heb misleid
  2. hebt misleid
  3. heeft misleid
  4. hebben misleid
  5. hebben misleid
  6. hebben misleid
v.v.t.
  1. had misleid
  2. had misleid
  3. had misleid
  4. hadden misleid
  5. hadden misleid
  6. hadden misleid
o.t.t.t.
  1. zal misleiden
  2. zult misleiden
  3. zal misleiden
  4. zullen misleiden
  5. zullen misleiden
  6. zullen misleiden
o.v.t.t.
  1. zou misleiden
  2. zou misleiden
  3. zou misleiden
  4. zouden misleiden
  5. zouden misleiden
  6. zouden misleiden
en verder
  1. ben misleid
  2. bent misleid
  3. is misleid
  4. zijn misleid
  5. zijn misleid
  6. zijn misleid
diversen
  1. misleid!
  2. misleidt!
  3. misleid
  4. misleidend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor misleiden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cheat chantage; flessentrekker; misleider
diddle verlakkerij
swindle boerenbedrog; fraude; gezwendel; malversatie; onregelmatigheden; ontvreemding; oplichterij; oplichting; verdonkeremaning; verduisteren; verduistering; verlakkerij; zwendel; zwendelarij
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cheat afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen afzetten; bedotten; neppen; tillen; verneuken
deceive afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten; oplichten; zwendelen bedonderen; bezwendelen; sjoemelen; wijsmaken
diddle afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen
hoodwink afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen foppen; in de maling nemen; te pakken nemen; voor de gek houden
lead up the garden path misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten
mislead misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten
put on the wrong track misleiden; om de tuin leiden; op een dwaalspoor zetten
swindle afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen bedonderen; bezwendelen; foppen; in de maling nemen; neppen; te pakken nemen; voor de gek houden
woodwink afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; oplichten; zwendelen
- bedriegen

Synoniemen voor "misleiden":


Verwante definities voor "misleiden":

  1. op een gemene manier niet eerlijk zijn1
    • hij heeft mij misleid met zijn verhaal1

Wiktionary: misleiden

misleiden
verb
  1. iemand in de waan van iets brengen
misleiden
verb
  1. to deceive by lies or other false impression
  2. lead in a false direction
  3. be deceptive
  4. to deceive
  5. trick or mislead
  6. to deceive or delude (using guile)

Cross Translation:
FromToVia
misleiden con; delude; fool; trick; cuckold; disappoint tromperabuser de la confiance de quelqu’un.
misleiden mislead; misguide égarer — Jeter dans l’erreur

Verwante vertalingen van misleidend