Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opgeruimd (Nederlands) in het Engels

opgeruimd:

opgeruimd bijvoeglijk naamwoord

  1. opgeruimd (vrolijk; blijmoedig; levendig; )
    cheerful; enthusiastic; happy; gay; buoyant; sunny; enchanted; vibrant; merry; attentive; amusing; eager; joyful; mystified; joyous; tidy; pleasant; jolly; spell bound; reliable; dependable; festive; trustworthy; under enchantment; passionate; neat; colourful; funny; animated; safe; trusted; clear; colorful; eagre
    bright
    – characterized by happiness or gladness 1
    • bright bijvoeglijk naamwoord
      • bright faces1
      • all the world seems bright and gay1
  2. opgeruimd (ordelijk gemaakt)
    neat; tidy; orderly
    • neat bijvoeglijk naamwoord
    • tidy bijvoeglijk naamwoord
    • orderly bijvoeglijk naamwoord
  3. opgeruimd (gerangschikt; ordelijk)
    orderly; arranged
  4. opgeruimd (netjes; ordelijk; schoon)
    tidy; neat; clean
    • tidy bijvoeglijk naamwoord
    • neat bijvoeglijk naamwoord
    • clean bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor opgeruimd:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amusing amuseren; vermaken
gay flikker; homo; mietje; nicht; poot
orderly broeder; diaken; dierverzorger; hulp; militaire rapporteur; ordonnans; verpleger; verzorger; ziekenbroeder; ziekenoppasser
safe bewaarkluis; brandkast; kluis; safe
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clean bergen; opruimen; reinigen; schonen; schoonmaken; schoonpoetsen; uitwassen; wassen; zemen; zuiveren
clear afdekken; afruimen; banen; bevrijden; dechargeren; emanciperen; inklaren; klaren; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; onschuldig verklaren; opruimen; reinigen; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; uithalen; uitmesten; uitruimen; uitschakelen; uitverkopen; verlossen; verrekenen; vrijmaken; vrijpleiten; vrijspraak bepleiten; vrijspreken; vrijvechten; wissen; zuiveren
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
amusing blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig amusant; onderhoudend; uiig; vermakelijk
animated blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig druk; drukpratend; geanimeerd
arranged gerangschikt; opgeruimd; ordelijk georganiseerd; geregeld
attentive blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig aandachtig; alert; behulpzaam; belangstellend; bereidwillig; gedienstig; geïnteresseerd; hoede; inschikkelijk; oplettend; opmerkzaam; paraat; voorzichtig; waaks; waakzaam; wakend
buoyant blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blij; blijmoedig; dartel; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vrolijk
cheerful blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blij; blijmoedig; bloeiend; dartel; fleurig; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; kleurig; kleurrijk; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vreugdevol; vrolijk; welgemoed; welgestemd
colorful blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bloeiend; bont; bontgekleurd; fleurig; gekleurd; hooggekleurd; kakelbont; kleurig; kleurrijk; veelkleurig
colourful blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bloeiend; bont; bontgekleurd; fleurig; gekleurd; hooggekleurd; kakelbont; kleurig; kleurrijk; veelkleurig
dependable blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bedrijfszeker
eager blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig begerig; bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig; gretig; happig
eagre blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig begerig; bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig; gretig; happig
enchanted blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig betoverd
enthusiastic blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bevlogen; bezield; enthousiast; geestdriftig; gloedvol
festive blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig feestelijk
funny blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig achterlijk; dwaas; eigenaardig; gek; geschift; gestoord; grappig; humoristisch; humoristische; idioot; idioterig; kluchtig; koddig; komiek; komisch; krankjorum; krankzinnig; leuk; leuke; leukjes; maf; mal; mesjogge; niet goed snik; ongemeen; ongewoon; raar; schaars; stupide; typisch; uiig; uitheems; uitzonderlijk; uniek; vreemd; vreemdsoortig; zelden; zeldzaam; zonderling; zot
gay blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; frivool; goed geluimd; homo; homofiel; homoseksueel; hups; levendig; levenslustig; lichtzinnig; losbandig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; vreugdevol; vrolijk; welgestemd; wuft
happy blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; goed geluimd; heugelijk; heuglijk; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; verblijd; verblijdend; verheugd; vrolijk; welgestemd
joyful blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blijmoedig; heugelijk; heuglijk; opgewekt; verblijdend
joyous blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
merry blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig blij; blijgestemd; blijmoedig; dartel; goed geluimd; jolig; levendig; levenslustig; monter; opgetogen; opgewekt; tierig; uitgelaten; vrolijk; welgestemd
mystified blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
neat blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; netjes; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; ordelijk; ordelijk gemaakt; schoon; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig behendig; bekwaam; decent; eerbaar; eerzaam; fatsoenlijk; handig; keurig; kies; kundig; manierlijk; netjes; proper; rap; respectabel; schoon; sec; snel; vaardig; vlot; vlug; welvoeglijk; zindelijk
orderly gerangschikt; opgeruimd; ordelijk; ordelijk gemaakt geordend; goed geordend; welgeordend
passionate blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bezetene; fanatieke; fel; fervent; gepassioneerd; hartstochtelijk; heetbloedig; heftig; hevig; met hevige passie; stormachtig; temperamentvol; verwoed; vurig; warmbloedig
pleasant blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig aangenaam; behaaglijk; fijn; genietbaar; genoeglijk; geschikt; gezellig; heugelijk; heuglijk; jofel; knus; lekker; leuk; onderhoudend; plezant; plezierig; prettig; sfeervol; sociabel; te genieten; tof; verblijdend
reliable blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig aannemelijk; acceptabel; bedrijfszeker; betrouwbaar; degelijk; deugdelijk; gedegen; geloofwaardig; plausibel; van goede hoedanigheid; waarschijnlijk
safe blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig veilig
sunny blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig
tidy blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; netjes; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; ordelijk; ordelijk gemaakt; schoon; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig keurig; netjes; proper; schoon; sec; zindelijk; zorgvuldig
trusted blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig bekend; vertrouwd; vertrouwde
trustworthy blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig vertrouwenswaardig
vibrant blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig; geestig; jolig; kleurig; kwiek; levendig; lustig; monter; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; uitgelaten; vrolijk; wakker; welgemoed; zonnig druk; drukpratend; geanimeerd
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bright blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; fideel; fleurig

Verwante woorden van "opgeruimd":


Wiktionary: opgeruimd

opgeruimd
adjective
  1. happy

opgeruimd vorm van opruimen:

opruimen werkwoord (ruim op, ruimt op, ruimde op, ruimden op, opgeruimd)

  1. opruimen (afruimen; afdekken)
    clear the table; to clear; empty the table
  2. opruimen (bergen)
    to tidy up; to clear away; to put away; to clean
    • tidy up werkwoord (tidies up, tidied up, tidying up)
    • clear away werkwoord (clears away, cleared away, clearing away)
    • put away werkwoord (puts away, put away, putting away)
    • clean werkwoord (cleans, cleaned, cleaning)
  3. opruimen (uitmesten; schoonmaken; reinigen; uitruimen)
    to clean up; to tidy up; to clear out; to tidy out; to empty; to clean out; to clear; to finish
    • clean up werkwoord (cleans up, cleaned up, cleaning up)
    • tidy up werkwoord (tidies up, tidied up, tidying up)
    • clear out werkwoord (clears out, cleared out, clearing out)
    • tidy out werkwoord (tidy out, tidied out, tidying out)
    • empty werkwoord (empties, emptied, emptying)
    • clean out werkwoord (cleans out, cleaned out, cleaning out)
    • clear werkwoord (clears, cleared, clearing)
    • finish werkwoord (finishes, finished, finishing)

Conjugations for opruimen:

o.t.t.
  1. ruim op
  2. ruimt op
  3. ruimt op
  4. ruimen op
  5. ruimen op
  6. ruimen op
o.v.t.
  1. ruimde op
  2. ruimde op
  3. ruimde op
  4. ruimden op
  5. ruimden op
  6. ruimden op
v.t.t.
  1. heb opgeruimd
  2. hebt opgeruimd
  3. heeft opgeruimd
  4. hebben opgeruimd
  5. hebben opgeruimd
  6. hebben opgeruimd
v.v.t.
  1. had opgeruimd
  2. had opgeruimd
  3. had opgeruimd
  4. hadden opgeruimd
  5. hadden opgeruimd
  6. hadden opgeruimd
o.t.t.t.
  1. zal opruimen
  2. zult opruimen
  3. zal opruimen
  4. zullen opruimen
  5. zullen opruimen
  6. zullen opruimen
o.v.t.t.
  1. zou opruimen
  2. zou opruimen
  3. zou opruimen
  4. zouden opruimen
  5. zouden opruimen
  6. zouden opruimen
en verder
  1. ben opgeruimd
  2. bent opgeruimd
  3. is opgeruimd
  4. zijn opgeruimd
  5. zijn opgeruimd
  6. zijn opgeruimd
diversen
  1. ruim op!
  2. ruimt op!
  3. opgeruimd
  4. opruimend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opruimen

  1. opruimen
    the Sweep
    – The menu in Hotmail that includes actions a customer may take on the contents of the folder that is currently displayed. Some actions draw context from a selected message. For example, if someone selects a message, they can move all or delete all messages from that sender. If no message is selected, the actions occur at a folder level, such as marking all messages in the folder as read, or deleting all messages in the folder. 2
    • Sweep [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor opruimen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Sweep opruimen
finish afkrijgen; afwerking; einde; eindpunt; eindstreep; end; fineer; finish; finishlijn; meet; uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clean bergen; opruimen reinigen; schonen; schoonmaken; schoonpoetsen; uitwassen; wassen; zemen; zuiveren
clean out opruimen; reinigen; schoonmaken; uitmesten; uitruimen ledigen; leeghalen; leegmaken; stalmesten; uithalen; uitplunderen; uitschudden
clean up opruimen; reinigen; schoonmaken; uitmesten; uitruimen opschonen; saneren; schoon maken; stalmesten
clear afdekken; afruimen; opruimen; reinigen; schoonmaken; uitmesten; uitruimen banen; bevrijden; dechargeren; emanciperen; inklaren; klaren; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; onschuldig verklaren; reinigen; ruimen; schoonmaken; schoonpoetsen; uithalen; uitschakelen; uitverkopen; verlossen; verrekenen; vrijmaken; vrijpleiten; vrijspraak bepleiten; vrijspreken; vrijvechten; wissen; zuiveren
clear away bergen; opruimen afnemen; afruimen; afstoffen; demonteren; ontmantelen; onttakelen; stoffen; uit elkaar halen; uit elkaar nemen; uiteen nemen
clear out opruimen; reinigen; schoonmaken; uitmesten; uitruimen inrukken; ledigen; leeghalen; leegmaken; opdonderen; ophoepelen; opkrassen; oplazeren; uithalen; uitnemen
clear the table afdekken; afruimen; opruimen
empty opruimen; reinigen; schoonmaken; uitmesten; uitruimen afscheiden; afvoeren; ledigen; leegdrinken; leeggieten; leeghalen; leegmaken; legen; lozen; opdrinken; plunderen; ruimen; spuien; uitdrinken; uitgieten; uithalen; uitknijpen; uitnemen; uitpersen; uitscheiden; uitstoten; uitwateren; uitwerpen; uitzuigen; water afvoeren; water lozen
empty the table afdekken; afruimen; opruimen
finish opruimen; reinigen; schoonmaken; uitmesten; uitruimen aankomen; afdoen; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; fiksen; finishen; garneren; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaarspelen; klaren; ledigen; leegdrinken; leegeten; leeghalen; leegmaken; naar einde toewerken; opdrinken; opeten; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; opsmukken; perfectioneren; regelen; schotels garneren; stoppen; ten einde lopen; uitdrinken; uithalen; uitkrijgen; uitpraten; uitspelen; uitspreken; versieren; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien; voor elkaar krijgen
put away bergen; opruimen achterhouden; behouden; bespreken; bewaren; nuttigen; opbergen; opzij leggen; opzijleggen; reis boeken; reserveren; stallen; terughouden; van zich afzetten; vastleggen; verschalken; voorbehouden; wegbergen; wegsluiten; wegsteken; wegstoppen; wegzetten
tidy out opruimen; reinigen; schoonmaken; uitmesten; uitruimen
tidy up bergen; opruimen; reinigen; schoonmaken; uitmesten; uitruimen opfrissen; stalmesten; verfrissen; verkoelen; verkwikken; verlevendigen
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
empty eindig; hol; ijdel; inhoudsloos; ledig; leeg; loos; nietszeggend; onbezet; ongevuld; vergankelijk; voorbijgaand; zonder inhoud
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
clean deugdzaam; eerzaam; gewoonweg; gladweg; hygienisch; kuis; net; netjes; opgeruimd; ordelijk; proper; rein; ronduit; schoon; zedig; zindelijk; zuiver
clear aanschouwelijk; af; afgedaan; afgelopen; begrijpelijk; bevattelijk; blank; bleek; blij; blijgeestig; blijmoedig; dartel; direct; doorschijnend; doorzichtig; duidelijk; duidelijk klinkend; fideel; flagrant; fleurig; geestig; gereed; geëindigd; helder; helderklinkend; herkenbaar; inzichtelijk; jolig; klaar; klaar als een klontje; klare; kleurig; kleurloos; kwiek; levendig; loos; lustig; monter; onbewolkt; ongekleurd; onmiskenbaar; opgeruimd; opgetogen; opgewekt; over; overduidelijk; recht door zee; regelrecht; transparant; uit; uitgelaten; verhelderend; verstaanbaar; voltooid; voorbij; vrij; vrolijk; wakker; welgemoed; zo klaar als een klontje; zonder taak; zonneklaar; zonnig

Wiktionary: opruimen

opruimen
verb
  1. iets uit de weg ruimen
  2. iets uitverkopen
  3. iets in orde brengen, netjes maken
opruimen
verb
  1. to empty or unload
  2. (transitive) to tidy up
  3. commerce

Cross Translation:
FromToVia
opruimen clean up aufräumenOrdnung schaffen
opruimen remove; dispose beseitigen — etwas beiseite schaffen; etwas entfernen
opruimen tune; attune; regulate; regularize; settle; adjust; arrange; put in order; tidy; categorize; collate; order; sort; conduct; direct; guide; head; lead; drive; show the way réglertirer avec la règle des lignes droites sur du papier, du parchemin, du carton, etc. cf|papier réglé.