Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. paspoort:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor paspoort (Nederlands) in het Engels

paspoort:

paspoort [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het paspoort (identiteitsbewijs; pas)
    the passport
    • passport [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het paspoort (pas)
    the pass-port; the permit; the pass
    • pass-port [the ~] zelfstandig naamwoord
    • permit [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pass [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor paspoort:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pass pas; paspoort bergpas; entreebiljet; kaart; kaartje; pas; pasje; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs
pass-port pas; paspoort
passport identiteitsbewijs; pas; paspoort reispas
permit pas; paspoort entreebiljet; geleidebiljet; geleidebrief; kaart; kaartje; licentie; pasje; plaatsbewijs; ticket; toegangsbewijs; vergunning; vrijbrief; vrijgeleide
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pass aanbieden; aangeven; aankomen; aanreiken; afgeven; aflopen; besteden; bezoeken; doorbrengen; gaan; gebeuren; geven; iemand opzoeken; inhalen; langsgaan; langskomen; op visite gaan; overgeven; overhandigen; passeren; plaats hebben; reiken; slagen voor; slijten; toesteken; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijrijden; voorkomen; zich begeven; zich voordoen
permit akkoord gaan; autoriseren; dulden; duren; fiatteren; goed vinden; goedkeuren; goedvinden; gunnen; in staat stellen; instemmen; inwilligen; laten; mogelijk maken; permitteren; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; toestemming verlenen; vergunnen; verlenen; veroorloven

Verwante woorden van "paspoort":

  • paspoorten

Wiktionary: paspoort

paspoort
noun
  1. officieel document dat de houder identificeren als burger van een bepaald land, en vraagt toestemming in de naam van de regering van het uitgevende land om de houder in het land toelaten
paspoort
noun
  1. official document

Cross Translation:
FromToVia
paspoort passport passeport — administration|fr pièce d’identité délivrer par l’État, permettre aux nationaux d’un pays soit de circuler librement à l'intérieur, soit de voyager dans un autre pays.

Computer vertaling door derden: