Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. rondreis:
  2. rondreizen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor rondreis (Nederlands) in het Engels

rondreis:

rondreis [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de rondreis (rondrit; trip; tochtje; )
    the tour; the journey; the trip; the excursion
    • tour [the ~] zelfstandig naamwoord
    • journey [the ~] zelfstandig naamwoord
    • trip [the ~] zelfstandig naamwoord
    • excursion [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor rondreis:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
excursion rit; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip dagreis; dagtocht; excursie; gang; reis; rit; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje
journey rit; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip afstand; baan; baanvak; dagreis; etappe; excursie; expeditie; gang; mars; pad; reis; rit; ronde; route; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; traject; trektocht; trip; uitje; uitstapje; weg
tour rit; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip dagreis; dagtocht; excursie; expeditie; gang; mars; reis; rit; ronde; rondtocht; tocht; toer; tournee; trektocht; uitstapje
trip rit; rondreis; rondrit; tochtje; toer; tour; trip dagreis; dagtocht; excursie; gang; reis; rit; tocht; tochtje; toer; toertje; tournee; trip; uitje; uitstapje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
trip met trippelpasjes lopen; met vlugge pasjes gaan; onderuitgaan; slippen; strompelen; struikelen; trippelen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegschieten

Verwante woorden van "rondreis":


rondreis vorm van rondreizen:

rondreizen werkwoord (reis rond, reist rond, reisde rond, reisden rond, rondgereisd)

  1. rondreizen (reizen; trekken; zwerven)
    to travel; to hike; to travel about
    • travel werkwoord (travels, travelled, travelling)
    • hike werkwoord (hikes, hiked, hiking)
    • travel about werkwoord (travels about, travelled about, travelling about)

Conjugations for rondreizen:

o.t.t.
  1. reis rond
  2. reist rond
  3. reist rond
  4. reizen rond
  5. reizen rond
  6. reizen rond
o.v.t.
  1. reisde rond
  2. reisde rond
  3. reisde rond
  4. reisden rond
  5. reisden rond
  6. reisden rond
v.t.t.
  1. heb rondgereisd
  2. hebt rondgereisd
  3. heeft rondgereisd
  4. hebben rondgereisd
  5. hebben rondgereisd
  6. hebben rondgereisd
v.v.t.
  1. had rondgereisd
  2. had rondgereisd
  3. had rondgereisd
  4. hadden rondgereisd
  5. hadden rondgereisd
  6. hadden rondgereisd
o.t.t.t.
  1. zal rondreizen
  2. zult rondreizen
  3. zal rondreizen
  4. zullen rondreizen
  5. zullen rondreizen
  6. zullen rondreizen
o.v.t.t.
  1. zou rondreizen
  2. zou rondreizen
  3. zou rondreizen
  4. zouden rondreizen
  5. zouden rondreizen
  6. zouden rondreizen
en verder
  1. ben rondgereisd
  2. bent rondgereisd
  3. is rondgereisd
  4. zijn rondgereisd
  5. zijn rondgereisd
  6. zijn rondgereisd
diversen
  1. reis rond!
  2. reist rond!
  3. rondgereisd
  4. rondreizend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor rondreizen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hike dwaaltocht; expeditie; kuier; loopje; mars; omloop; ommetje; omzwerving; reis; rit; tocht; tochtje; toer; trektocht; uitje; voetreis; voettocht; wandeling; wandeltocht; zwerftocht
travel reis
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hike reizen; rondreizen; trekken; zwerven
travel reizen; rondreizen; trekken; zwerven afleggen; afreizen; heengaan; meters maken; verdwijnen; verlaten; wegreizen; wegtrekken
travel about reizen; rondreizen; trekken; zwerven bereizen; rondtrekken

Verwante woorden van "rondreizen":


Wiktionary: rondreizen

rondreizen
verb
  1. naar vele plaatsen onderweg zijn
    • rondreizenroam
rondreizen
verb
  1. to travel, to make a trip or voyage
  2. to travel from place to place