Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. stuntelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor stuntelen (Nederlands) in het Engels

stuntelen:

stuntelen werkwoord (stuntel, stuntelt, stuntelde, stuntelden, gestunteld)

  1. stuntelen (klungelen; knoeien; klunzen; prutsen)
    to bungle
    • bungle werkwoord (bungles, bungled, bungling)

Conjugations for stuntelen:

o.t.t.
  1. stuntel
  2. stuntelt
  3. stuntelt
  4. stuntelen
  5. stuntelen
  6. stuntelen
o.v.t.
  1. stuntelde
  2. stuntelde
  3. stuntelde
  4. stuntelden
  5. stuntelden
  6. stuntelden
v.t.t.
  1. heb gestunteld
  2. hebt gestunteld
  3. heeft gestunteld
  4. hebben gestunteld
  5. hebben gestunteld
  6. hebben gestunteld
v.v.t.
  1. had gestunteld
  2. had gestunteld
  3. had gestunteld
  4. hadden gestunteld
  5. hadden gestunteld
  6. hadden gestunteld
o.t.t.t.
  1. zal stuntelen
  2. zult stuntelen
  3. zal stuntelen
  4. zullen stuntelen
  5. zullen stuntelen
  6. zullen stuntelen
o.v.t.t.
  1. zou stuntelen
  2. zou stuntelen
  3. zou stuntelen
  4. zouden stuntelen
  5. zouden stuntelen
  6. zouden stuntelen
en verder
  1. ben gestunteld
  2. bent gestunteld
  3. is gestunteld
  4. zijn gestunteld
  5. zijn gestunteld
  6. zijn gestunteld
diversen
  1. stuntel!
  2. stuntelt!
  3. gestunteld
  4. stuntelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor stuntelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bungle broddelwerk; kladwerk; knoeiboel; knoeiwerk; knutselwerk; prutswerk; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bungle klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; stuntelen aanklooien; broddelen; haspelen; klooien; prutsen; rotzooien; tot een warboel maken; verprutsen; verwarren