Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. vermeerderingen:
  2. vermeerdering:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor vermeerderingen (Nederlands) in het Engels

vermeerderingen:

vermeerderingen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de vermeerderingen (toenemingen; toenames)
    the growths; the increases; the rises
    • growths [the ~] zelfstandig naamwoord
    • increases [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rises [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vermeerderingen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
growths toenames; toenemingen; vermeerderingen wasdommen
increases toenames; toenemingen; vermeerderingen
rises toenames; toenemingen; vermeerderingen

Verwante woorden van "vermeerderingen":


vermeerderingen vorm van vermeerdering:

vermeerdering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de vermeerdering (aangroeiing; aanwas)
    the accretion; the increase; the rise; the growth; the addition
    • accretion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • increase [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rise [the ~] zelfstandig naamwoord
    • growth [the ~] zelfstandig naamwoord
    • addition [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de vermeerdering (toename; verhoging; vermedevuldigen; )
    the increase; the expansion; the rise; the growth
    • increase [the ~] zelfstandig naamwoord
    • expansion [the ~] zelfstandig naamwoord
    • rise [the ~] zelfstandig naamwoord
    • growth [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor vermeerdering:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accretion aangroeiing; aanwas; vermeerdering aanhechting
addition aangroeiing; aanwas; vermeerdering aanbouw; aanhangsel; aanvoeging; aanvulling; addendum; appendix; bijmenging; bijtelling; bijvoeging; bijvoegsel; optelling; samentelling; som; supplement; toevoeging; toevoegsel; uitbouw; uitbreiding
expansion aangroei; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking aanbouw; aanvulling; expansie; groei; toename; uitbouw; uitbreiding; uitlegging; uitspreiding; uitzetting; verbreiding; vergroting
growth aangroei; aangroeiing; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking aanfok; aankweek; aankweken; aanplant; aanvulling; bloei; cultuur; expansie; fok; fokkerij; gezwel; groei; groeien; groeiproces; knobbel; kweken; ontplooiing; ontwikkeling; reproductie; teelt; toename; tumor; uitbreiding; uitzetting; verbouw; vergroting; voortbrenging; voortplanting; wasdom
increase aangroei; aangroeiing; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking aanvulling; expansie; groei; het groter worden; klimmen; omhoogkomen; ontwikkelingsgang; opstijgen; progressie; stijgen; stijging; toename; toename voorraad; uitbreiding; uitzetten; uitzetting; vergroting; verloop; vermenigvuldiging; verveelvoudiging; voortgang; vooruitgang; vordering; wijd worden
rise aangroei; aangroeiing; aanwas; aanwinst; expansie; groei; groter worden; stijging; toename; toeneming; uitbreiding; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking bult; heuvel; klimmen; omhoogkomen; opstijgen; stijgen; stijging; toename; vooruitgang; vordering
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
increase aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; de hoogte ingaan; gedijen; groeien; groter worden; hoger worden; omhooggaan; omhoogkomen; opstijgen; opvliegen; opzetten; stijgen; talrijker maken; toenemen; uitbreiden; vergroten; vermeerderen; volgroeien; volwassen worden; zich vermeerderen
rise aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bevorderd worden; de hoogte ingaan; gaan staan; gedijen; groeien; groot worden; groter worden; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; naar boven gaan; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhoogkomen; omhoogrijzen; omhoogstijgen; opborrelen; opgroeien; opstaan; opstijgen; opvliegen; opwellen; opzetten; rijzen; stijgen; toenemen; uitrijzen; uittorenen; verheffen; vermeerderen; zich opwerken

Verwante woorden van "vermeerdering":


Wiktionary: vermeerdering