Overzicht
Nederlands naar Engels: Meer gegevens...
- vruchtbaar:
- Wiktionary:
-
Gebruikers suggesties voor vruchtbaar:
- fertile, fruitful, fruitfull
Nederlands
Uitgebreide vertaling voor vruchtbaar (Nederlands) in het Engels
vruchtbaar:
-
vruchtbaar (winstgevend; lucratief; lonend; rendabel; produktief; voordelig; profijtelijk)
profitable; advantageous; valuable; lucrative; rewarding; to advantage-
profitable bijvoeglijk naamwoord
-
advantageous bijvoeglijk naamwoord
-
valuable bijvoeglijk naamwoord
-
lucrative bijvoeglijk naamwoord
-
rewarding bijvoeglijk naamwoord
-
to advantage bijwoord
-
Vertaal Matrix voor vruchtbaar:
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
advantageous | lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend | bevorderlijk; dienstig; gunstig; positief; tot nut |
lucrative | lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend | |
profitable | lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend | |
rewarding | lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend | |
valuable | lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend | kostbaar; verdienstelijk; waardevol |
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
to advantage | lonend; lucratief; produktief; profijtelijk; rendabel; voordelig; vruchtbaar; winstgevend |
Verwante woorden van "vruchtbaar":
Wiktionary: vruchtbaar
vruchtbaar
Cross Translation:
adjective
vruchtbaar
adjective
-
productive, yielding benefits
-
favorable to the growth
-
(of land etc) capable of growing abundant crops
-
Fertile, producing offspring or fruit in great abundance
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vruchtbaar | → fruitful | ↔ fruchtbar — übertragen: mit Erfolg |
• vruchtbaar | → fertile; fruitful; productive | ↔ fruitier — Qui porter des fruits ; qui concerne les fruits. |
• vruchtbaar | → fertile; fecund | ↔ fécond — Qui produire, qui peut produire beaucoup par voie de génération, parlant des femmes, des animaux. |