Zelfstandig Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bungle
|
knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
|
broddelwerk; kladwerk; knoeiwerk; knutselwerk; prutswerk
|
bungling
|
knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
|
broddelwerk; gebroddel; gehannes; gehaspel; geklungel; geknoei; gemier; gemodder; gemors; gestuntel; gezeur; kladwerk; knoeiwerk; knutselwerk; prutswerk
|
confused heap
|
knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
|
|
heap
|
knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
|
aardig wat; accumulatie; bende; berg; drom; grote hoeveelheid; heap; hoop; horde; kluit; massa; menigte; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; overvloed; schare; stapel
|
jumble
|
knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
|
afdankertjes; allegaartje; mengelmoes; potpourri; samenraapsel
|
mess
|
knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
|
bedrog; bende; berg; bocht; chaos; geklieder; heisa; heksenketel; hoop; keet; kliederboel; kliederen; knoeierij; nep; opeenhoping; oplichterij; puinhoop; puinzooi; regelloosheid; rommel; rompslomp; rotzooi; smeerboel; smerig spul; soepzootje; toestand; troep; veel gedoe; wanorde; wanordelijkheid; zooi; zootje; zwendelarij
|
muddle
|
knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
|
bende; berg; chaos; heksenketel; hoop; keet; opeenhoping; puinhoop; regelloosheid; soepzootje; wanorde; wanordelijkheid; wirwar; zootje
|
Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bungle
|
|
aanklooien; broddelen; haspelen; klooien; klungelen; klunzen; knoeien; prutsen; rotzooien; stuntelen; tot een warboel maken; verprutsen; verwarren
|
heap
|
|
bestormen; overstelpen
|
mess
|
|
aanklooien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; kladden; klooien; knoeien; morsen; rotzooien; verdoen; verspillen; vlekken
|
muddle
|
|
aanmodderen; modderen; prutsen; rommelen
|
Bijvoeglijk Naamwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
bungling
|
|
klungelig; stumperig
|