Overzicht
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. watje:
  2. wat:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor watje (Nederlands) in het Engels

watje:

watje [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het watje (schlemiel; slemiel; sukkel; slungel)
    the schlemiel; the dolt; the drip; the wet
    • schlemiel [the ~] zelfstandig naamwoord
    • dolt [the ~] zelfstandig naamwoord
    • drip [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wet [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. het watje (wat; watten)
    the wad of cotton wool

Vertaal Matrix voor watje:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dolt schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje dom gansje; dom wicht; domme gans; domme koe; hufter; klooi; klootzak; kuiken; leeghoofdje; lomperik; onnozelaar; onnozele; onnozole hals; schaap; schaapskop; sufferdje; uil
drip schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje debiel; drop; druppel; flapdrol; gek; idioot; imbeciel; infusum; infuus; mafkees; mafketel; mafkikker; sofvent; waanzinnige; zot
schlemiel schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje
wad of cotton wool wat; watje; watten
wet schlemiel; slemiel; slungel; sukkel; watje chagrijn; spelbreker
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
drip afdruipen; afdruppelen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; sijpelen; uitdruipen; uitdruppelen; uitlekken
wet afbetten; begieten; besproeien; bespuiten; betten; bevochtigen; deppen; nat maken; sproeien; water geven
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wet humide; met neerslag; nat; regenachtig; vochtig

Verwante woorden van "watje":


Wiktionary: watje

watje
noun
  1. a person who lacks courage
  2. informal: coward

Cross Translation:
FromToVia
watje chicken; chicken-shit; coward; funk; wimp; yellow-belly peureuxpersonne peureuse, craintive, facilement effrayé.

watje vorm van wat:

wat bijvoeglijk naamwoord

  1. wat (hoeveel)
    how much; what amount; how many
  2. wat (sommige; enkele; enige; een paar)
    certain; a few; some; a couple of

wat [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. wat (watten; watje)
    the wad of cotton wool

Vertaal Matrix voor wat:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
wad of cotton wool wat; watje; watten
- beetje
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
a couple of een paar; enige; enkele; sommige; wat
a few een paar; enige; enkele; sommige; wat
certain een paar; enige; enkele; sommige; wat absoluut; beslist; onvoorwaardelijk; pertinent; ronduit; stellig; ten enenmale; vast en zeker; vaststaand; volstrekt; zeker
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- enigszins
PronounVerwante vertalingenAndere vertalingen
- iets
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
a few 'n beetje; enig; wat
a little 'n beetje; enig; wat
how much hoezeer; hoezeer ook
some 'n beetje; enig; wat sommige
something iets; wat
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
how many hoeveel; wat
how much hoeveel; wat
some een paar; enige; enkele; sommige; wat
what amount hoeveel; wat

Verwante woorden van "wat":


Synoniemen voor "wat":


Antoniemen van "wat":


Verwante definities voor "wat":

  1. heel erg1
    • ze zijn er wát gelukkig mee1
  2. niet veel, niet zo erg1
    • hij is nog wat klein1
  3. als je niet weet of wil zeggen waar het precies over gaat1
    • ik heb maar wat gezegd1
  4. als je laat blijken dat je geschokt bent1
    • wat naar voor je!1
  5. als je naar iets vraagt1
    • wat wil je weten?1
  6. als je verwijst naar iets uit de hoofdzin1
    • is er nog iets wat ik voor je kan doen?1

Wiktionary: wat

wat
interjection
  1. to indicate that one didn't hear
en-prep
  1. regarding
en-pron
  1. indefinite quantity or number
  2. indefinite amount, part
  3. interrogative pronoun
  4. nonstandard relative pronoun
en-det
  1. unspecified quantity or number of
  2. unspecified amount of
adverb
  1. that which; those that; the thing that

Cross Translation:
FromToVia
wat what wassächliches Fragewort, Interrogativpronomen
wat something wasKurzform für etwas (häufig, meist umgangssprachlich verwendet)
wat that; which wasRelativpronomen