Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. zelf:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor zelf (Nederlands) in het Spaans

zelf:

zelf bijvoeglijk naamwoord

  1. zelf (ikzelf; zelve)
    yo mismo
  2. zelf (eigenhandig)
    por su propia mano; personal

Vertaal Matrix voor zelf:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
personal arbeidskrachten; bediening; besturing; employees; mankracht; personeel; service; uitserveren; werknemers
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
yo mismo mezelf; mijzelf
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
personal eigenhandig; zelf autochtoon; besloten; inheems; inlands; persoonlijk; persoonsgebonden; privé; subjectief
por su propia mano eigenhandig; zelf
yo mismo ikzelf; zelf; zelve

Verwante woorden van "zelf":

  • zelfheid

Verwante definities voor "zelf":

  1. in eigen persoon1
    • ik heb de deur zelf geverfd1

Wiktionary: zelf

zelf
pronoun
  1. in eigen persoon
  2. in tegenstelling met iets anders

Cross Translation:
FromToVia
zelf él mismo himself — (emphatic, exclusive) he
zelf sí mismo itself — (emphatic) it

Verwante vertalingen van zelf