Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. lei:
  2. Wiktionary:
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. leer:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor lei (Nederlands) in het Spaans

lei:

lei [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de lei (leisteen)
    la pizarra; la trailla; la brida
    • pizarra [la ~] zelfstandig naamwoord
    • trailla [la ~] zelfstandig naamwoord
    • brida [la ~] zelfstandig naamwoord
  2. de lei (riem; teugel; lijn)
    el cinturón; el cinto
    • cinturón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cinto [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lei:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
brida lei; leisteen flens; hoofdstel; hoofdtuig; leidsel; teugel; toom
cinto lei; lijn; riem; teugel broekband; gordel; gordelriem; koppelriem; riem
cinturón lei; lijn; riem; teugel broekband; broekriem; ceintuur; draagband om de heup; gordel; gordelriem; heupgordel; riem; ringbaan; ringlijn; ringspoorweg; ringweg; rondweg; sluitband
pizarra lei; leisteen whiteboard
trailla lei; leisteen

Verwante woorden van "lei":

  • leien, leis, leitje, leitjes

Wiktionary: lei


Cross Translation:
FromToVia
lei pizarra; esquisto Schiefer — zu dünnen Platten spaltbares Gestein
lei pizarra slate — rock
lei pizarra ardoise — Roche schisteuse



Spaans

Uitgebreide vertaling voor lei (Spaans) in het Nederlands

leer:

leer werkwoord

  1. leer
    lezen
    • lezen werkwoord (lees, leest, las, lazen, gelezen)
  2. leer (leer otra vez; releer; repasar; volver a leer)
    nalezen; opnieuw lezen; overlezen
    • nalezen werkwoord (lees na, leest na, las na, lazen na, nagelezen)
    • opnieuw lezen werkwoord
    • overlezen werkwoord (overlees, overleest, overlas, overlazen, overlezen)
  3. leer (preparase leyendo; habituarse a la lectura)
    inlezen
    • inlezen werkwoord (lees in, leest in, las in, lazen in, ingelezen)

Conjugations for leer:

presente
  1. leo
  2. lees
  3. lee
  4. leemos
  5. leéis
  6. leen
imperfecto
  1. leía
  2. leías
  3. leía
  4. leíamos
  5. leíais
  6. leían
indefinido
  1. leí
  2. leíste
  3. leyó
  4. leímos
  5. leísteis
  6. leyeron
fut. de ind.
  1. leeré
  2. leerás
  3. leerá
  4. leeremos
  5. leeréis
  6. leerán
condic.
  1. leería
  2. leerías
  3. leería
  4. leeríamos
  5. leeríais
  6. leerían
pres. de subj.
  1. que lea
  2. que leas
  3. que lea
  4. que leamos
  5. que leáis
  6. que lean
imp. de subj.
  1. que leyera
  2. que leyeras
  3. que leyera
  4. que leyéramos
  5. que leyerais
  6. que leyeran
miscelánea
  1. ¡lee!
  2. ¡leed!
  3. ¡no leas!
  4. ¡no leáis!
  5. leído
  6. leyendo
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor leer:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lezen lectura
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inlezen habituarse a la lectura; leer; preparase leyendo
lezen leer
nalezen leer; leer otra vez; releer; repasar; volver a leer
opnieuw lezen leer; leer otra vez; releer; repasar; volver a leer
overlezen leer; leer otra vez; releer; repasar; volver a leer releer; volver a leer

Synoniemen voor "leer":


Wiktionary: leer

leer
verb
  1. zien en interpreteren van tekst

Cross Translation:
FromToVia
leer lezen lesen — (transitiv): Schriftzeichen, Worte und Texte (mithilfe der Augen) wahrnehmen sowie (im Gehirn) verarbeiten und verstehen
leer lezen read — look at and interpret letters or other information
leer voorlezen read — speak aloud words or other information that is written
leer doorbladeren; diagonaal; lezen skim — read quickly, skipping some detail
leer lezen lireinterpréter des informations écrites sous forme de mots ou de dessins sur un support.