Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. Privé:
  2. privé:
  3. Wiktionary:
Spaans naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. privar:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor privé (Nederlands) in het Spaans

Privé:

Privé bijvoeglijk naamwoord

  1. Privé
    Número privado

Vertaal Matrix voor Privé:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
Número privado Privé

privé:

privé bijvoeglijk naamwoord

  1. privé (besloten)
    privado; personal

Vertaal Matrix voor privé:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
personal arbeidskrachten; bediening; besturing; employees; mankracht; personeel; service; uitserveren; werknemers
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
privado besloten; privé particulier
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
personal besloten; privé autochtoon; eigenhandig; inheems; inlands; persoonlijk; persoonsgebonden; subjectief; zelf

Wiktionary: privé

privé
adjective
  1. voor persoonlijk gebruik gereserveerd

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van privé



Spaans

Uitgebreide vertaling voor privé (Spaans) in het Nederlands

privé vorm van privar:

privar werkwoord

  1. privar (robar; quitar; pillar; asaltar; privar de)
    roven; beroven
    • roven werkwoord (roof, rooft, roofde, roofden, geroofd)
    • beroven werkwoord (beroof, berooft, beroofde, beroofden, beroven)
  2. privar (privar de; llevarse; quitar; )
    ontnemen; depriveren; te kort doen; beroven van
    • ontnemen werkwoord (ontneem, ontneemt, ontnam, ontnomen, ontnomen)
    • depriveren werkwoord (depriveer, depriveert, depriveerde, depriveerden, gedepriveerd)
    • te kort doen werkwoord (doe te kort, doet te kort, deed te kort, deden te kort, te kort gedaan)
    • beroven van werkwoord (beroof van, berooft van, beroofde van, beroofden van, beroofd van)
  3. privar (separar)
    ontzetten; uit de macht ontzetten

Conjugations for privar:

presente
  1. privo
  2. privas
  3. priva
  4. privamos
  5. priváis
  6. privan
imperfecto
  1. privaba
  2. privabas
  3. privaba
  4. privábamos
  5. privabais
  6. privaban
indefinido
  1. privé
  2. privaste
  3. privó
  4. privamos
  5. privasteis
  6. privaron
fut. de ind.
  1. privaré
  2. privarás
  3. privará
  4. privaremos
  5. privaréis
  6. privarán
condic.
  1. privaría
  2. privarías
  3. privaría
  4. privaríamos
  5. privaríais
  6. privarían
pres. de subj.
  1. que prive
  2. que prives
  3. que prive
  4. que privemos
  5. que privéis
  6. que priven
imp. de subj.
  1. que privara
  2. que privaras
  3. que privara
  4. que priváramos
  5. que privarais
  6. que privaran
miscelánea
  1. ¡priva!
  2. ¡privad!
  3. ¡no prives!
  4. ¡no privéis!
  5. privado
  6. privando
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor privar:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ontnemen privar de; quitar
roven costras
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beroven asaltar; pillar; privar; privar de; quitar; robar abusar de; aprovecharse de; cometer un robo con fractura; entrar por fuerza; escalar; robar
beroven van llevar; llevarse; privar; privar de; quitar; remover; robar
depriveren llevar; llevarse; privar; privar de; quitar; remover; robar
ontnemen llevar; llevarse; privar; privar de; quitar; remover; robar coger; hurtqr; robar
ontzetten privar; separar liberar
roven asaltar; pillar; privar; privar de; quitar; robar coger; desvalijar; hurtqr; pillar; quitar; robar; saquear
te kort doen llevar; llevarse; privar; privar de; quitar; remover; robar
uit de macht ontzetten privar; separar

Synoniemen voor "privar":


Wiktionary: privar

privar
verb
  1. iemand met geweld zijn bezit ontnemen

Cross Translation:
FromToVia
privar beroven bereave — To take away someone or something important or close
privar ontnemen deprive — take something away; deny someone of something

Computer vertaling door derden: