Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor aanvuren (Nederlands) in het Spaans

aanvuren:

aanvuren werkwoord (vuur aan, vuurt aan, vuurde aan, vuurden aan, aangevuurd)

  1. aanvuren (aanmoedigen; toemoedigen; bemoedigen; stimuleren)
    estimular; envalentonar; provocar; animar; alentar; incitar; aclamar; aplaudir; instigar
  2. aanvuren (aanmoedigen; toejuichen; bezielen)
    estimular; alentar; entusiasmar; animar; avivar; envalentonar

Conjugations for aanvuren:

o.t.t.
  1. vuur aan
  2. vuurt aan
  3. vuurt aan
  4. vuren aan
  5. vuren aan
  6. vuren aan
o.v.t.
  1. vuurde aan
  2. vuurde aan
  3. vuurde aan
  4. vuurden aan
  5. vuurden aan
  6. vuurden aan
v.t.t.
  1. heb aangevuurd
  2. hebt aangevuurd
  3. heeft aangevuurd
  4. hebben aangevuurd
  5. hebben aangevuurd
  6. hebben aangevuurd
v.v.t.
  1. had aangevuurd
  2. had aangevuurd
  3. had aangevuurd
  4. hadden aangevuurd
  5. hadden aangevuurd
  6. hadden aangevuurd
o.t.t.t.
  1. zal aanvuren
  2. zult aanvuren
  3. zal aanvuren
  4. zullen aanvuren
  5. zullen aanvuren
  6. zullen aanvuren
o.v.t.t.
  1. zou aanvuren
  2. zou aanvuren
  3. zou aanvuren
  4. zouden aanvuren
  5. zouden aanvuren
  6. zouden aanvuren
diversen
  1. vuur aan!
  2. vuurt aan!
  3. aangevuurd
  4. aanvurende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

aanvuren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. aanvuren (aanmoedigen; stimuleren; toejuichen)
    la estimular; la animar
    • estimular [la ~] zelfstandig naamwoord
    • animar [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor aanvuren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
animar aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen aanmoedigen; aansporen; aanzetten; prikkel; stimuleren
estimular aanmoedigen; aanvuren; stimuleren; toejuichen aanmoedigen; aansporen; aanzetten; instigeren; opwekken; prikkel; stimuleren
incitar aanslingeren; aanzwengelen
instigar instigeren; opwekken
provocar aanrichten; provoceren; treiteren; uitlokken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aclamar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen bejubelen; ovatie brengen; toejuichen
alentar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; bezielen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen aandrijven; aansporen; bemoedigen; moed inspreken; motiveren; opbeuren; opkrikken; opwekken; prikkelen; stimuleren
animar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; bezielen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen aanblazen; aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bemoedigen; bezielen; blij maken; doen opvlammen; een inspirerende werking hebben; fleurig maken; iemand motiveren; iemand opstoken; inspireren; instigeren; motiveren; opbeuren; opfleuren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkalefateren; opknappen; opkrikken; oplappen; opleven; opmonteren; oppeppen; opruien; opstoken; opvijzelen; opvrolijken; opwekken; opzetten; poken; porren; prikkelen; provoceren; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; uitdagen; uitlokken; verkwikken; verlevendigen; vrolijker worden
aplaudir aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen applaudisseren; bejubelen; klappen; ovatie brengen; toejuichen
avivar aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanblazen; aanjagen; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; activeren; animeren; bezielen; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppeppen; oppoken; oprakelen; opruien; opstoken; opwekken; poken; porren; provoceren; stimuleren; stoken; ter sprake brengen
entusiasmar aanmoedigen; aanvuren; bezielen; toejuichen aanmoedigen; activeren; bezielen; een inspirerende werking hebben; inspireren; opleven; oppeppen; opwekken; reanimeren; stimuleren; tot leven wekken; verlevendigen
envalentonar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; bezielen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen bemoedigen; opbeuren
estimular aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; bezielen; stimuleren; toejuichen; toemoedigen aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; iemand motiveren; instigeren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; poken; porren; prikkelen; provoceren; stimuleren; uitdagen; uitlokken; vooruitschoppen
incitar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aandrijven; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; haast maken; haasten; iemand motiveren; iemand opstoken; iets aanstoken; ijlen; instigeren; jagen; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; opkrikken; oppoken; opporren; opruien; opstoken; opwekken; opwinden; opzetten; overhaasten; poken; porren; prikkelen; provoceren; spoeden; stimuleren; stoken; uitdagen; uitlokken; voortmaken; zich spoeden
instigar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aanblazen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanpoten; aansporen; aanstoken; aanwakkeren; aanzetten; aanzetten tot; animeren; haast maken; haasten; herinneren; iets aanstoken; ijlen; in herinnering brengen; instigeren; jachten; jagen; jakkeren; manen; memoreren; met aandrang herinneren; motiveren; opfokken; ophitsen; opjutten; oppoken; opporren; opruien; opschieten; opstoken; overhaasten; poken; porren; provoceren; rappelleren; reppen; snellen; spoeden; stimuleren; stoken; uitdagen; uitlokken; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden
provocar aanmoedigen; aanvuren; bemoedigen; stimuleren; toemoedigen aandoen; aanjagen; aanleiding geven tot; aanmoedigen; aanrichten; aansporen; aanstichten; aanwakkeren; aanzetten tot; activeren; adviseren; berokkenen; bezielen; iets aanraden; influisteren; ingeven; instigeren; jennen; koeioneren; kwellen; motiveren; narren; ontlokken; ophitsen; opjutten; oppeppen; oppoken; opporren; opwekken; pesten; plagen; porren; provoceren; raden; sarren; souffleren; stangen; stimuleren; suggereren; tarten; tergen; teweegbrengen; treiteren; uitdagen; uitklokken; uitlokken; veroorzaken; verwekken; wegpesten; zieken

Wiktionary: aanvuren


Cross Translation:
FromToVia
aanvuren espolear; instigar inciterpousser, déterminer à faire quelque chose.
aanvuren estimular stimuleraiguillonner ; exciter.