Nederlands

Uitgebreide vertaling voor afzonderlijk (Nederlands) in het Spaans

afzonderlijk:

afzonderlijk bijvoeglijk naamwoord

  1. afzonderlijk (separaat; apart)
    aparte; poco corriente; único en su especie; fuera de lo común
  2. afzonderlijk (apart)
    separado; aparte; por separado
  3. afzonderlijk (vrijstaand; gescheiden; apart; )
    separado; aparte; soltero; desmarcado; independiente; por separado; solo; partido; diferente; a granel; individual; mono; singular; repartido; distribuído; disipado; desunido; sin parecido
  4. afzonderlijk (vrijstaand; geïsoleerd; alleenstaand; )
    separado; aparte; aislado; suelto; independiente; desmarcado; individual

Vertaal Matrix voor afzonderlijk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
independiente zelfstandige
individual figuur; individu; onderleggers; onderzetters; placemats; tafelmatjes; type
mono aap
partido concours; partij; pot; spel; strijd; wedstrijd
singular enkelvoud
solo alleenzang; solo; solodeel; solopartij; solospel; solozang
soltero alleenstaande; vrijgezel
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- apart
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
a granel afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand los; mul; pulverig; rul
aislado afzonderlijk; alleenstaand; apart; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand afgezonderd; desolaat; eenzaam; in quarantaine; ingesloten; los; niet vast; omsingeld; vereenzaamd; verlaten
aparte afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand afgezonderd; apart; behalve dat; bijzonder; bizar; bovendien; buitenissig; curieus; daarbij; daarenboven; desolaat; eenzaam; eigenaardig; excentriek; gescheiden; los van elkaar; merkwaardig; ongewoon; separaat; terloops; terzijde; typisch; verlaten; vreemd; zonderling
desmarcado afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
desunido afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
diferente afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand afwijkend; anders; anderszins; apart; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; divers; eigenaardig; excentriek; merkwaardig; onderscheiden; ongelijksoortig; ongewoon; typisch; uiteenlopend; uiteenlopende; verschillend; vreemd; zonderling
disipado afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand afgezonderd; desolaat; eenzaam; los; niet vast; verlaten
distribuído afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
fuera de lo común afzonderlijk; apart; separaat niet gewend; ongemeen; ongewoon
independiente afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand afgezonderd; desolaat; eenzaam; onafhankelijk; op zichzelf; op zichzelf levend; soeverein; verlaten; zelfstandig
individual afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand alleenstaand; eenmans; eenpersoons; individueel; single
mono afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand aardig; aimabel; alleraardigst; allerliefst; bekoorlijk; charmant; dolletjes; dottig; eenmalig; enig; flitsend; hip; leuk; lief; modieus; popperig; schattig; snel; snoezig; sympathiek; trendy; uniek; vertederend; vlot
partido afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand afgereisd; bereisd; doorgehakt; doorgehouwen; doorkliefd; in tweeën gehouwen
poco corriente afzonderlijk; apart; separaat niet gewend; ongemeen; ongewoon
por separado afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
repartido afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand
separado afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand afgescheiden; afgezonderd; alleenstaand; apart; desolaat; eenzaam; gescheiden; gesepareerd; gespreid; in quarantaine; los; los van elkaar; niet vast; ontbonden; opgeheven; separaat; single; uit elkaar; uit elkander; uiteen; uiteengegaan; uiteengevallen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen; vereenzaamd; verlaten; verplaatsbaar; verschuifbaar
sin parecido afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand apart; bijzonder; enig; enig in zijn soort; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; uniek
singular afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand apart; bijzonder; bizar; buitenissig; curieus; eigenaardig; enkel; enkelvoudig; excentriek; karakteristiek; kenmerkend; merkwaardig; niet gewend; ongemeen; ongewoon; tekenend; typerend; typisch; uitzonderlijke; vreemd; zonderling
solo afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand alleenstaand; een; eentje; enkel; enkelvoudig; onafhankelijk; op zichzelf; single; vereenzaamd
soltero afzonderlijk; alleenstaand; apart; gescheiden; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand alleenstaand; onafhankelijk; ongebonden; ongehuwd; ongetrouwd; op zichzelf; vrijgezel
suelto afzonderlijk; alleenstaand; apart; geïsoleerd; losstaand; op zich; op zichzelf staand; separaat; vrijstaand dun; geen vet op de botten hebbende; iel; los; loshangend; mager; mul; niet vast; onopgeruimd; onverpakt; pulverig; rul; schraal; schriel; slordig; verplaatsbaar; verschuifbaar; vrij hangend
único en su especie afzonderlijk; apart; separaat apart; bijzonder; enig; enig in zijn soort; onvergelijkbaar; onvergelijkelijk; uniek

Verwante woorden van "afzonderlijk":

  • afzonderlijke

Wiktionary: afzonderlijk

afzonderlijk
adjective
  1. op zichzelf staand

Cross Translation:
FromToVia
afzonderlijk separado separate — apart from; not connected to
afzonderlijk particular; especial particulier — Qui présente une caractéristique spéciale, qui appartenir, proprement et singulièrement, à certaines personnes ou à certaines choses; qui n’est point commun à d’autres personnes, à d’autres choses de même espèce.

Computer vertaling door derden: