Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. beëdigde:
  2. beëdigen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor beëdigde (Nederlands) in het Spaans

beëdigde:

beëdigde [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. beëdigde (gezworene)
    el jurado
    • jurado [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor beëdigde:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jurado beëdigde; gezworene beoordelingscommissie; jury; speljury
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
jurado beëdigd; gezworen

beëdigde vorm van beëdigen:

beëdigen werkwoord (beëdig, beëdigt, beëdigde, beëdigden, beëdigd)

  1. beëdigen

Conjugations for beëdigen:

o.t.t.
  1. beëdig
  2. beëdigt
  3. beëdigt
  4. beëdigen
  5. beëdigen
  6. beëdigen
o.v.t.
  1. beëdigde
  2. beëdigde
  3. beëdigde
  4. beëdigden
  5. beëdigden
  6. beëdigden
v.t.t.
  1. heb beëdigd
  2. hebt beëdigd
  3. heeft beëdigd
  4. hebben beëdigd
  5. hebben beëdigd
  6. hebben beëdigd
v.v.t.
  1. had beëdigd
  2. had beëdigd
  3. had beëdigd
  4. hadden beëdigd
  5. hadden beëdigd
  6. hadden beëdigd
o.t.t.t.
  1. zal beëdigen
  2. zult beëdigen
  3. zal beëdigen
  4. zullen beëdigen
  5. zullen beëdigen
  6. zullen beëdigen
o.v.t.t.
  1. zou beëdigen
  2. zou beëdigen
  3. zou beëdigen
  4. zouden beëdigen
  5. zouden beëdigen
  6. zouden beëdigen
diversen
  1. beëdig!
  2. beëdigt!
  3. beëdigd
  4. beëdigend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor beëdigen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conjuramentar beëdigen
juramentar beëdigen
tomar juramiento a beëdigen

Wiktionary: beëdigen

beëdigen
verb
  1. iemand installeren in een ambt door de ambtseed af te nemen