Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. cadeau geven:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor cadeau geven (Nederlands) in het Spaans

cadeau geven:

cadeau geven werkwoord (geef cadeau, geeft cadeau, gaf cadeau, gaven cadeau, cadeau gegeven)

  1. cadeau geven (schenken; cadeau doen)
    dar; regalar; otorgar; conceder; donar; perdonar

Conjugations for cadeau geven:

o.t.t.
  1. geef cadeau
  2. geeft cadeau
  3. geeft cadeau
  4. geven cadeau
  5. geven cadeau
  6. geven cadeau
o.v.t.
  1. gaf cadeau
  2. gaf cadeau
  3. gaf cadeau
  4. gaven cadeau
  5. gaven cadeau
  6. gaven cadeau
v.t.t.
  1. heb cadeau gegeven
  2. hebt cadeau gegeven
  3. heeft cadeau gegeven
  4. hebben cadeau gegeven
  5. hebben cadeau gegeven
  6. hebben cadeau gegeven
v.v.t.
  1. had cadeau gegeven
  2. had cadeau gegeven
  3. had cadeau gegeven
  4. hadden cadeau gegeven
  5. hadden cadeau gegeven
  6. hadden cadeau gegeven
o.t.t.t.
  1. zal cadeau geven
  2. zult cadeau geven
  3. zal cadeau geven
  4. zullen cadeau geven
  5. zullen cadeau geven
  6. zullen cadeau geven
o.v.t.t.
  1. zou cadeau geven
  2. zou cadeau geven
  3. zou cadeau geven
  4. zouden cadeau geven
  5. zouden cadeau geven
  6. zouden cadeau geven
en verder
  1. is cadeau gegeven
  2. zijn cadeau gegeven
diversen
  1. geef cadeau!
  2. geeft cadeau!
  3. cadeau gegeven
  4. cadeau gevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor cadeau geven:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
regalar weggeven
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
conceder cadeau doen; cadeau geven; schenken beamen; bevestigen; doneren; dulden; duren; geven; goedkeuren; goedvinden; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; laten; onderschrijven; permitteren; schenken; staven; toekennen; toelaten; toestaan; toestemmen; vergunnen; verlenen; verstrekken
dar cadeau doen; cadeau geven; schenken aanbieden; aangeven; aanreiken; afgeven; binnen gieten; distribueren; doneren; draaien; geven; gunnen; gunst verlenen; iemand iets toedienen; iets toekennen; ingeven; meegeven; meesturen; meezenden; ondervragen; overgeven; overhandigen; overhoren; ronddelen; schenken; toebedelen; toebrengen; toekennen; toesteken; toewijzen; uithoren; uitkeren; uitreiken; uitvragen; verdelen; verhoren; verlenen; verschaffen; verstrekken; wenden; zwenken
donar cadeau doen; cadeau geven; schenken doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; schenken; vergeven; weggeven; wegschenken
otorgar cadeau doen; cadeau geven; schenken bedelen; begiftigen; beschenken; doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; inwilligen; schenken; toekennen; toestaan; vergunnen; verlenen
perdonar cadeau doen; cadeau geven; schenken doneren; excuseren; excuses aanbieden; geven; gunnen; gunst verlenen; in acht nemen; kwijtschelden; ontzien; schenken; sparen; vergeven; vergiffenis schenken; verontschuldigen; verschonen
regalar cadeau doen; cadeau geven; schenken doneren; geven; gunnen; gunst verlenen; schenken; vergeven; weggeven; wegschenken

Wiktionary: cadeau geven


Cross Translation:
FromToVia
cadeau geven ofrecer; regalar; ofertar; ofrendar offrirprésenter quelque chose à quelqu’un, souhaiter qu’il l’accepter.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van cadeau geven