Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. consumeren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor consumeren (Nederlands) in het Spaans

consumeren:

consumeren werkwoord (consumeer, consumeert, consumeerde, consumeerden, geconsumeerd)

  1. consumeren (verbruiken; gebruiken)
    tomar; consumir; comerse; usar; aprovechar
  2. consumeren (nuttigen; eten; gebruiken; )
    comer; cenar; aprovechar; consumir
  3. consumeren (verorberen; vreten; tot zich nemen; )
    devorar; atiborrarse

Conjugations for consumeren:

o.t.t.
  1. consumeer
  2. consumeert
  3. consumeert
  4. consumeren
  5. consumeren
  6. consumeren
o.v.t.
  1. consumeerde
  2. consumeerde
  3. consumeerde
  4. consumeerden
  5. consumeerden
  6. consumeerden
v.t.t.
  1. heb geconsumeerd
  2. hebt geconsumeerd
  3. heeft geconsumeerd
  4. hebben geconsumeerd
  5. hebben geconsumeerd
  6. hebben geconsumeerd
v.v.t.
  1. had geconsumeerd
  2. had geconsumeerd
  3. had geconsumeerd
  4. hadden geconsumeerd
  5. hadden geconsumeerd
  6. hadden geconsumeerd
o.t.t.t.
  1. zal consumeren
  2. zult consumeren
  3. zal consumeren
  4. zullen consumeren
  5. zullen consumeren
  6. zullen consumeren
o.v.t.t.
  1. zou consumeren
  2. zou consumeren
  3. zou consumeren
  4. zouden consumeren
  5. zouden consumeren
  6. zouden consumeren
en verder
  1. is geconsumeerd
  2. zijn geconsumeerd
diversen
  1. consumeer!
  2. consumeert!
  3. geconsumeerd
  4. consumerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor consumeren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
devorar bikken; vreten
tomar beetnemen; beetpakken; greep; vastpakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aprovechar consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verbruiken; verorberen aanwenden; benutten; bezigen; eten; exploiteren; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; opeten; opvreten; profiteren; toepassen; uitbuiten; utiliseren; voordeel trekken; vreten
atiborrarse bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
cenar consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen dineren; eten; opeten; schaften; souperen; tafelen; uitgebreid eten
comer consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen bikken; binnenkrijgen; dineren; eten; naar binnen werken; opeten; oppeuzelen; opslokken; opvreten; schaften; tafelen; uitgebreid eten; verslinden; verzwelgen; vreten; zwelgen
comerse consumeren; gebruiken; verbruiken binnenkrijgen; doorleven; doorstaan; eten; iets uitgeven; inbijten; invreten; muziek componeren; opeten; oppeuzelen; opslokken; opvreten; verdragen; verduren; verorberen; verslinden; verteren; verzwelgen; vreten; zwelgen
consumir consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verbruiken; verorberen aanwenden; benutten; bezigen; doorleven; doorstaan; drugs consumeren; eten; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; iets uitgeven; laven; lenigen; lessen; muziek componeren; opeten; oproken; opteren; opvreten; tegoed doen; toepassen; uitgeven voor een maaltijd; utiliseren; verdragen; verduren; verstoken; verteren; verwerken; vreten
devorar bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen binnenkrijgen; opeten; oppeuzelen; opslokken; opvreten; schaften; verorberen; verslinden; verzwelgen; vreten; zwelgen
tomar consumeren; gebruiken; verbruiken aanpakken; aanvatten; aanwenden; annexeren; belopen; benutten; beroeren; betrappen; betreden; bewandelen; binden; binnenkrijgen; boeien; controleren; dineren; doorslikken; eten; examineren; gebruik maken van; gebruiken; halen; iemand raken; iemand treffen; inlijven; inslikken; inspecteren; ketenen; keuren; kluisteren; obsederen; opeten; opslokken; opvreten; overnemen; pakken; raken; schouwen; slikken; snappen; tafelen; te voet afleggen; toepassen; treffen; uitgebreid eten; vreten; zwelgen
usar consumeren; gebruiken; verbruiken aanwenden; benutten; bezigen; drugs consumeren; exploiteren; gebruik maken van; gebruiken; hanteren; toepassen; uitbuiten; utiliseren

Wiktionary: consumeren


Cross Translation:
FromToVia
consumeren comer eat — consume
consumeren consumir konsumierenetwas zu sich nehmen
consumeren consumir consommerdétruire et dénaturer par l’usage certains objets, comme vin, viande, bois, et toutes sortes de provisions.
consumeren consumir consumeruser, épuiser une chose ou un être jusqu’à les réduire à rien, jusqu’à les détruire.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van consumeren