Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. dippen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor dippen (Nederlands) in het Spaans

dippen:

dippen werkwoord (dip, dipt, dipte, dipten, gedipt)

  1. dippen
    remojar

Conjugations for dippen:

o.t.t.
  1. dip
  2. dipt
  3. dipt
  4. dippen
  5. dippen
  6. dippen
o.v.t.
  1. dipte
  2. dipte
  3. dipte
  4. dipten
  5. dipten
  6. dipten
v.t.t.
  1. heb gedipt
  2. hebt gedipt
  3. heeft gedipt
  4. hebben gedipt
  5. hebben gedipt
  6. hebben gedipt
v.v.t.
  1. had gedipt
  2. had gedipt
  3. had gedipt
  4. hadden gedipt
  5. hadden gedipt
  6. hadden gedipt
o.t.t.t.
  1. zal dippen
  2. zult dippen
  3. zal dippen
  4. zullen dippen
  5. zullen dippen
  6. zullen dippen
o.v.t.t.
  1. zou dippen
  2. zou dippen
  3. zou dippen
  4. zouden dippen
  5. zouden dippen
  6. zouden dippen
en verder
  1. is gedipt
  2. zijn gedipt
diversen
  1. dip!
  2. dipt!
  3. gedipt
  4. dippend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor dippen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
remojar inweken; weken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
remojar dippen in de week zetten; inweken; ontharden; verweken; week maken; weken; zachtmaken

Verwante woorden van "dippen":

  • dip

dip:


Verwante woorden van "dip":