Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. gefrankeerd:
  2. frankeren:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor gefrankeerd (Nederlands) in het Spaans

gefrankeerd:

gefrankeerd bijvoeglijk naamwoord

  1. gefrankeerd
    sellado; franqueado

Vertaal Matrix voor gefrankeerd:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
sellado verzegeling
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
franqueado gefrankeerd gestempeld; gezegeld
sellado gefrankeerd afgedicht; eigen aan; gedicht; gezegeld; ingesloten; omsingeld; verzegeld

gefrankeerd vorm van frankeren:

frankeren werkwoord (frankeer, frankeert, frankeerde, frankeerden, gefrankeerd)

  1. frankeren (beporten)
    franquear

Conjugations for frankeren:

o.t.t.
  1. frankeer
  2. frankeert
  3. frankeert
  4. frankeren
  5. frankeren
  6. frankeren
o.v.t.
  1. frankeerde
  2. frankeerde
  3. frankeerde
  4. frankeerden
  5. frankeerden
  6. frankeerden
v.t.t.
  1. heb gefrankeerd
  2. hebt gefrankeerd
  3. heeft gefrankeerd
  4. hebben gefrankeerd
  5. hebben gefrankeerd
  6. hebben gefrankeerd
v.v.t.
  1. had gefrankeerd
  2. had gefrankeerd
  3. had gefrankeerd
  4. hadden gefrankeerd
  5. hadden gefrankeerd
  6. hadden gefrankeerd
o.t.t.t.
  1. zal frankeren
  2. zult frankeren
  3. zal frankeren
  4. zullen frankeren
  5. zullen frankeren
  6. zullen frankeren
o.v.t.t.
  1. zou frankeren
  2. zou frankeren
  3. zou frankeren
  4. zouden frankeren
  5. zouden frankeren
  6. zouden frankeren
en verder
  1. is gefrankeerd
  2. zijn gefrankeerd
diversen
  1. frankeer!
  2. frankeert!
  3. gefrankeerd
  4. frankerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor frankeren:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
franquear beporten; frankeren

Wiktionary: frankeren


Cross Translation:
FromToVia
frankeren franquear affranchir — Rendre libre

Computer vertaling door derden: