Nederlands
Uitgebreide vertaling voor getest (Nederlands) in het Spaans
getest:
-
getest (uitgeprobeerd)
-
getest (geëxamineerd)
Vertaal Matrix voor getest:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
ensayado | getest; uitgeprobeerd | beproefd; deugdelijk; probaat |
examinado | getest; geëxamineerd; uitgeprobeerd | beproefd; deugdelijk; probaat |
probado | getest; geëxamineerd; uitgeprobeerd | beproefd; deugdelijk; opperbest; probaat |
Verwante woorden van "getest":
getest vorm van testen:
-
testen (beproeven; onderzoeken; keuren)
probar; comprobar; verificar; buscar; ensayar; examinar; catar; controlar; corregir; repasar; mirar; aquilatar; inspeccionar; someter a prueba; pasar revista a-
probar werkwoord
-
comprobar werkwoord
-
verificar werkwoord
-
buscar werkwoord
-
ensayar werkwoord
-
examinar werkwoord
-
catar werkwoord
-
controlar werkwoord
-
corregir werkwoord
-
repasar werkwoord
-
mirar werkwoord
-
aquilatar werkwoord
-
inspeccionar werkwoord
-
someter a prueba werkwoord
-
pasar revista a werkwoord
-
-
testen (uittesten; toetsen; uitproberen)
-
testen (examineren; overhoren; toetsen)
comprobar; hacer una prueba escrita; examinar; chequear; someter a prueba; investigar-
comprobar werkwoord
-
hacer una prueba escrita werkwoord
-
examinar werkwoord
-
chequear werkwoord
-
someter a prueba werkwoord
-
investigar werkwoord
-
Conjugations for testen:
o.t.t.
- test
- test
- test
- testen
- testen
- testen
o.v.t.
- testte
- testte
- testte
- testten
- testten
- testten
v.t.t.
- heb getest
- hebt getest
- heeft getest
- hebben getest
- hebben getest
- hebben getest
v.v.t.
- had getest
- had getest
- had getest
- hadden getest
- hadden getest
- hadden getest
o.t.t.t.
- zal testen
- zult testen
- zal testen
- zullen testen
- zullen testen
- zullen testen
o.v.t.t.
- zou testen
- zou testen
- zou testen
- zouden testen
- zouden testen
- zouden testen
en verder
- ben getest
- bent getest
- is getest
- zijn getest
- zijn getest
- zijn getest
diversen
- test!
- test!
- getest
- testend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het testen