Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. harpoeneren:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor harpoeneren (Nederlands) in het Spaans

harpoeneren:

harpoeneren werkwoord (harpoeneer, harpoeneert, harpoeneerde, harpoeneerden, geharpoeneerd)

  1. harpoeneren (met een harpoen treffen)
    empalar; arponar

Conjugations for harpoeneren:

o.t.t.
  1. harpoeneer
  2. harpoeneert
  3. harpoeneert
  4. harpoeneren
  5. harpoeneren
  6. harpoeneren
o.v.t.
  1. harpoeneerde
  2. harpoeneerde
  3. harpoeneerde
  4. harpoeneerden
  5. harpoeneerden
  6. harpoeneerden
v.t.t.
  1. heb geharpoeneerd
  2. hebt geharpoeneerd
  3. heeft geharpoeneerd
  4. hebben geharpoeneerd
  5. hebben geharpoeneerd
  6. hebben geharpoeneerd
v.v.t.
  1. had geharpoeneerd
  2. had geharpoeneerd
  3. had geharpoeneerd
  4. hadden geharpoeneerd
  5. hadden geharpoeneerd
  6. hadden geharpoeneerd
o.t.t.t.
  1. zal harpoeneren
  2. zult harpoeneren
  3. zal harpoeneren
  4. zullen harpoeneren
  5. zullen harpoeneren
  6. zullen harpoeneren
o.v.t.t.
  1. zou harpoeneren
  2. zou harpoeneren
  3. zou harpoeneren
  4. zouden harpoeneren
  5. zouden harpoeneren
  6. zouden harpoeneren
en verder
  1. ben geharpoeneerd
  2. bent geharpoeneerd
  3. is geharpoeneerd
  4. zijn geharpoeneerd
  5. zijn geharpoeneerd
  6. zijn geharpoeneerd
diversen
  1. harpoeneer!
  2. harpoeneert!
  3. geharpoeneerd
  4. harpoenerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor harpoeneren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
empalar verpakken
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
arponar harpoeneren; met een harpoen treffen
empalar harpoeneren; met een harpoen treffen

Wiktionary: harpoeneren

harpoeneren
verb
  1. het vangen van vissen door middel van een harpoen