Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hopen (Nederlands) in het Spaans

hopen:

hopen werkwoord (hoop, hoopt, hoopte, hoopten, gehoopt)

  1. hopen (van hoop vervuld zijn; spinzen; verlangen)
    esperar; desear; confiar en; querer; ir consumiéndose; consumirse
  2. hopen (op hopen zetten)
    esperar; desear; querer
  3. hopen (opeenhopen; accumuleren)
    acumular; apilar; amontonarse; amontonar; acumularse

Conjugations for hopen:

o.t.t.
  1. hoop
  2. hoopt
  3. hoopt
  4. hopen
  5. hopen
  6. hopen
o.v.t.
  1. hoopte
  2. hoopte
  3. hoopte
  4. hoopten
  5. hoopten
  6. hoopten
v.t.t.
  1. heb gehoopt
  2. hebt gehoopt
  3. heeft gehoopt
  4. hebben gehoopt
  5. hebben gehoopt
  6. hebben gehoopt
v.v.t.
  1. had gehoopt
  2. had gehoopt
  3. had gehoopt
  4. hadden gehoopt
  5. hadden gehoopt
  6. hadden gehoopt
o.t.t.t.
  1. zal hopen
  2. zult hopen
  3. zal hopen
  4. zullen hopen
  5. zullen hopen
  6. zullen hopen
o.v.t.t.
  1. zou hopen
  2. zou hopen
  3. zou hopen
  4. zouden hopen
  5. zouden hopen
  6. zouden hopen
diversen
  1. hoop!
  2. hoopt!
  3. gehoopt
  4. hopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

hopen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de hopen (stapels)
    la pilas; el montones; el rimeros
    • pilas [la ~] zelfstandig naamwoord
    • montones [el ~] zelfstandig naamwoord
    • rimeros [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hopen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
confiar en in vertrouwen nemen; toevertrouwen
esperar afwachten; opwachten
montones hopen; stapels drom; massa; menigte; mensenmassa; oploopje; samenkomst; toeloop; troep
pilas hopen; stapels
rimeros hopen; stapels
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acumular accumuleren; hopen; opeenhopen aangroeien; accumuleren; bijeen harken; bijeen scharrelen; bijeenschrapen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; op bankrekening zetten; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; oppotten; opstapelen; samenpakken; samenrapen; sparen; stapelen; vergaren; vermenigvuldigen; verzamelen; voortplanten; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen
acumularse accumuleren; hopen; opeenhopen aangroeien; accumuleren; cumuleren; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; ophopen; opkroppen; opstapelen; stapelen; vermenigvuldigen; voortplanten; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen
amontonar accumuleren; hopen; opeenhopen op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen
amontonarse accumuleren; hopen; opeenhopen samendringen; vermenigvuldigen; voortplanten
apilar accumuleren; hopen; opeenhopen accumuleren; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen; zich ophopen; zich opstapelen
confiar en hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen vertrouwen
consumirse hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen afmatten; afrotten; moe maken; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; slopen; uitputten; verdorsten; vermoeien
desear hopen; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen begeren; toewensen; uitkijken; uitzien; uitzien naar; verlangen; wensen; willen
esperar hopen; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen afwachten; opwachten; tegemoetzien; uitkijken; uitkijken naar; uitzien; uitzien naar; verwachten; vooruitzien; wachten
ir consumiéndose hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen
querer hopen; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen begeren; believen; beminnen; houden van; kwijnen; kwijnend verlangen; liefhebben; minnen; moeten; smachten; snakken; verlangen; wensen; willen

Verwante woorden van "hopen":


Verwante definities voor "hopen":

  1. graag willen dat het gebeurt1
    • ik hoop dat je komt1

Wiktionary: hopen

hopen
verb
  1. wensen, graag zien dat er iets wel of niet voorvalt

Cross Translation:
FromToVia
hopen esperar hope — to want something to happen, with expectation that it might
hopen esperar hoffen — zuversichtlich erwarten, in die Zukunft vertrauen
hopen esperar espérer — (vieilli) soutenu|fr ou Acadie|fr (transitive) attendre la venue de quelqu’un.
hopen esperar; desear souhaiterformer un souhait.

hopen vorm van hop:

hop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hop (bierhop)
    el lúpulo; la abubilla
    • lúpulo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • abubilla [la ~] zelfstandig naamwoord

hop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hop
    el lúpulo
    • lúpulo [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
abubilla bierhop; hop
lúpulo bierhop; hop

Verwante woorden van "hop":


Wiktionary: hop


Cross Translation:
FromToVia
hop lúpulo HopfenBotanik: der echte Hopfen, eine 5 m hohe Kletterpflanze, dient als Bitterstoff-Erzeuger in der Bierbrauerei
hop abubilla WiedehopfOrnithologie: höhlenbrütender Vogel mit langem Schnabel und großer Federhaube
hop lúpulo houblonplante grimpante de la famille des Urticaceae, dont l'inflorescence femelle employer dans la fabrication de la bière.
hop abulilla huppe — oiseau
hop abubilla huppe fasciée — ornithol|nocat Espèce d'oiseau, huppe de l'Ancien Monde au plumage orangé clair barré de noir et blanc sur les ailes et la queue et à longue huppe érectile.

Verwante vertalingen van hopen