Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. ingebouwd:
  2. inbouwen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor ingebouwd (Nederlands) in het Spaans

ingebouwd:

ingebouwd bijvoeglijk naamwoord

  1. ingebouwd (ingebouwde)
    integrado; empotrado; encastrado; en el edificio; encerrado por otros edificios

Vertaal Matrix voor ingebouwd:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
integrado ingebouwd; ingebouwde geïntegreerd
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
empotrado ingebouwd; ingebouwde ingemetseld
en el edificio ingebouwd; ingebouwde
encastrado ingebouwd; ingebouwde
encerrado por otros edificios ingebouwd; ingebouwde

inbouwen:

inbouwen werkwoord (bouw in, bouwt in, bouwde in, bouwden in, ingebouwd)

  1. inbouwen
    empotrar; encastrar

Conjugations for inbouwen:

o.t.t.
  1. bouw in
  2. bouwt in
  3. bouwt in
  4. bouwen in
  5. bouwen in
  6. bouwen in
o.v.t.
  1. bouwde in
  2. bouwde in
  3. bouwde in
  4. bouwden in
  5. bouwden in
  6. bouwden in
v.t.t.
  1. heb ingebouwd
  2. hebt ingebouwd
  3. heeft ingebouwd
  4. hebben ingebouwd
  5. hebben ingebouwd
  6. hebben ingebouwd
v.v.t.
  1. had ingebouwd
  2. had ingebouwd
  3. had ingebouwd
  4. hadden ingebouwd
  5. hadden ingebouwd
  6. hadden ingebouwd
o.t.t.t.
  1. zal inbouwen
  2. zult inbouwen
  3. zal inbouwen
  4. zullen inbouwen
  5. zullen inbouwen
  6. zullen inbouwen
o.v.t.t.
  1. zou inbouwen
  2. zou inbouwen
  3. zou inbouwen
  4. zouden inbouwen
  5. zouden inbouwen
  6. zouden inbouwen
en verder
  1. is ingebouwd
diversen
  1. bouw in!
  2. bouwt in!
  3. ingebouwd
  4. inbouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor inbouwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
empotrar inbouwen inmetselen; omheinen; ommuren
encastrar inbouwen

Wiktionary: inbouwen

inbouwen
verb
  1. (overgankelijk)