Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. klots:
  2. klotsen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor klots (Nederlands) in het Spaans

klots:

klots [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. klots (biljartballenbosting)
    el ¡chas!
    • ¡chas! [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor klots:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
¡chas! biljartballenbosting; klots

Verwante woorden van "klots":


klotsen:

klotsen werkwoord (klots, klotst, klotste, klotsten, geklotst)

  1. klotsen
    chapotear; chapalear

Conjugations for klotsen:

o.t.t.
  1. klots
  2. klotst
  3. klotst
  4. klotsen
  5. klotsen
  6. klotsen
o.v.t.
  1. klotste
  2. klotste
  3. klotste
  4. klotsten
  5. klotsten
  6. klotsten
v.t.t.
  1. heb geklotst
  2. hebt geklotst
  3. heeft geklotst
  4. hebben geklotst
  5. hebben geklotst
  6. hebben geklotst
v.v.t.
  1. had geklotst
  2. had geklotst
  3. had geklotst
  4. hadden geklotst
  5. hadden geklotst
  6. hadden geklotst
o.t.t.t.
  1. zal klotsen
  2. zult klotsen
  3. zal klotsen
  4. zullen klotsen
  5. zullen klotsen
  6. zullen klotsen
o.v.t.t.
  1. zou klotsen
  2. zou klotsen
  3. zou klotsen
  4. zouden klotsen
  5. zouden klotsen
  6. zouden klotsen
diversen
  1. klots!
  2. klotst!
  3. geklotst
  4. klotsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor klotsen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
chapalear klotsen
chapotear klotsen neerploffen; ploffen; plonzen; pootjebaden

Verwante woorden van "klotsen":


Wiktionary: klotsen


Cross Translation:
FromToVia
klotsen chapotear barboterbredouiller, marmonner, parler d’une manière confuse, s’embrouiller dans ses explications.
klotsen chapotear clapoter — marine|fr éprouver le clapotis.