Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. kringel:
  2. kringelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor kringel (Nederlands) in het Spaans

kringel:

kringel [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. kringel (kringvormig; kring)
    el anillo; el halo; el aro; la esfera; el círculo; el cordón circunvalatorio
  2. kringel (cirkeltje; kringetje)
    el corillo; el circulito

Vertaal Matrix voor kringel:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
anillo kring; kringel; kringvormig cirkel; kring; ring; rondje; soort sieraad
aro kring; kringel; kringvormig haarband; haarlint; hoelahoep; hoelahoepel; hoepel; lint
circulito cirkeltje; kringel; kringetje
cordón circunvalatorio kring; kringel; kringvormig aaneenschakeling; ambachtsgilde; bond; cirkel; club; gilde; keten; ketting; kring; orde; organisatie; snoer; sociëteit; soos; unie; vakgenootschap; vereniging
corillo cirkeltje; kringel; kringetje krul; krulvorm
círculo kring; kringel; kringvormig aaneenschakeling; bond; cirkel; cirkelvorm; club; gilde; keten; ketting; kring; orde; organisatie; rondje; snoer; societiet; sociëteit; soos; unie; vereniging
esfera kring; kringel; kringvormig aaneenschakeling; harses; keten; ketting; snoer; wijzerplaat
halo kring; kringel; kringvormig aaneenschakeling; aureool; halo; heiligenschijn; keten; ketting; lichtkrans; mandorla; snoer; stralenkrans; stralenkroon

Verwante woorden van "kringel":


kringelen:

kringelen werkwoord (kringel, kringelt, kringelde, kringelden, gekringeld)

  1. kringelen (in kringetjes ronddraaien)

Conjugations for kringelen:

o.t.t.
  1. kringel
  2. kringelt
  3. kringelt
  4. kringelen
  5. kringelen
  6. kringelen
o.v.t.
  1. kringelde
  2. kringelde
  3. kringelde
  4. kringelden
  5. kringelden
  6. kringelden
v.t.t.
  1. ben gekringeld
  2. bent gekringeld
  3. is gekringeld
  4. zijn gekringeld
  5. zijn gekringeld
  6. zijn gekringeld
v.v.t.
  1. was gekringeld
  2. was gekringeld
  3. was gekringeld
  4. waren gekringeld
  5. waren gekringeld
  6. waren gekringeld
o.t.t.t.
  1. zal kringelen
  2. zult kringelen
  3. zal kringelen
  4. zullen kringelen
  5. zullen kringelen
  6. zullen kringelen
o.v.t.t.
  1. zou kringelen
  2. zou kringelen
  3. zou kringelen
  4. zouden kringelen
  5. zouden kringelen
  6. zouden kringelen
en verder
  1. heeft gekringeld
  2. hebben gekringeld
diversen
  1. kringel!
  2. kringelt!
  3. gekringeld
  4. kringelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor kringelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
serpentear in kringetjes ronddraaien; kringelen deinen; fluctueren; golven; herhaald krommen; kronkelen; omwisselen; rondslingeren; slingeren; twisten; variëren; wiegelen; wisselen

Verwante woorden van "kringelen":