Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. las:
  2. lezen:
  3. lassen:
  4. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor las (Nederlands) in het Spaans

las:

las [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de las (lasnaad; welnaad)
    la soldadura
  2. de las (samenvoeging; verbinding)
    la junta; la soldadura
    • junta [la ~] zelfstandig naamwoord
    • soldadura [la ~] zelfstandig naamwoord
  3. de las (tussenvoegsel; tussenstuk; tussenzetsel)
    la junta; el infijo; el ensamblaje; la soldadura; la parte intermedia

Vertaal Matrix voor las:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ensamblaje las; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel aaneenkoppeling; aaneensluiting; aanvoeging; assemblage; assembleren; bijeenlegging; bond; broederschap; genootschap; koppeling; montage; samenstelling; samenvoeging; sociëteit; verbinding; vereniging
infijo las; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel
junta las; samenvoeging; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel; verbinding bijeenkomst; congres; manifestatie; naad; pakking; samenkomst; vergadering; voeg; zitting
parte intermedia las; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel
soldadura las; lasnaad; samenvoeging; tussenstuk; tussenvoegsel; tussenzetsel; verbinding; welnaad ingevoegd stuk; inlas; invoeging; naad; soldeer; soldeersel; vergroeiing; voeg

Verwante woorden van "las":


lezen:

lezen werkwoord (lees, leest, las, lazen, gelezen)

  1. lezen
    leer

Conjugations for lezen:

o.t.t.
  1. lees
  2. leest
  3. leest
  4. lezen
  5. lezen
  6. lezen
o.v.t.
  1. las
  2. las
  3. las
  4. lazen
  5. lazen
  6. lazen
v.t.t.
  1. heb gelezen
  2. hebt gelezen
  3. heeft gelezen
  4. hebben gelezen
  5. hebben gelezen
  6. hebben gelezen
v.v.t.
  1. had gelezen
  2. had gelezen
  3. had gelezen
  4. hadden gelezen
  5. hadden gelezen
  6. hadden gelezen
o.t.t.t.
  1. zal lezen
  2. zult lezen
  3. zal lezen
  4. zullen lezen
  5. zullen lezen
  6. zullen lezen
o.v.t.t.
  1. zou lezen
  2. zou lezen
  3. zou lezen
  4. zouden lezen
  5. zouden lezen
  6. zouden lezen
en verder
  1. is gelezen
  2. zijn gelezen
diversen
  1. lees!
  2. leest!
  3. gelezen
  4. lezend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lezen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. lezen
    la lectura
    • lectura [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor lezen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lectura lezen lectuur; leesvoer
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
leer lezen inlezen; nalezen; opnieuw lezen; overlezen

Verwante definities voor "lezen":

  1. naar woorden kijken en begrijpen wat er staat1
    • in mijn vrije tijd lees ik graag1

Wiktionary: lezen

lezen
verb
  1. zien en interpreteren van tekst

Cross Translation:
FromToVia
lezen leer lesen — (transitiv): Schriftzeichen, Worte und Texte (mithilfe der Augen) wahrnehmen sowie (im Gehirn) verarbeiten und verstehen
lezen leer read — look at and interpret letters or other information
lezen lectura reading — the process of interpreting written language
lezen hojear; leer; por; encima skim — read quickly, skipping some detail
lezen lectura lecture — Action d’une personne qui lit à haute voix.
lezen leer lireinterpréter des informations écrites sous forme de mots ou de dessins sur un support.

las vorm van lassen:

lassen werkwoord (las, last, laste, lasten, gelast)

  1. lassen
    forjar; soldar
  2. lassen (aaneenlassen)
    soldar

Conjugations for lassen:

o.t.t.
  1. las
  2. last
  3. last
  4. lassen
  5. lassen
  6. lassen
o.v.t.
  1. laste
  2. laste
  3. laste
  4. lasten
  5. lasten
  6. lasten
v.t.t.
  1. heb gelast
  2. hebt gelast
  3. heeft gelast
  4. hebben gelast
  5. hebben gelast
  6. hebben gelast
v.v.t.
  1. had gelast
  2. had gelast
  3. had gelast
  4. hadden gelast
  5. hadden gelast
  6. hadden gelast
o.t.t.t.
  1. zal lassen
  2. zult lassen
  3. zal lassen
  4. zullen lassen
  5. zullen lassen
  6. zullen lassen
o.v.t.t.
  1. zou lassen
  2. zou lassen
  3. zou lassen
  4. zouden lassen
  5. zouden lassen
  6. zouden lassen
en verder
  1. is gelast
diversen
  1. las!
  2. last!
  3. gelast
  4. lassend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

lassen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de lassen (welnaden; lasnaden)
    la soldaduras; la juntas soldadas

Vertaal Matrix voor lassen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
juntas soldadas lasnaden; lassen; welnaden
soldaduras lasnaden; lassen; welnaden
soldar aanlassen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
forjar lassen
soldar aaneenlassen; lassen hardsolderen; solderen

Verwante woorden van "lassen":


Wiktionary: lassen


Cross Translation:
FromToVia
lassen soldar weld — to join materials (especially metals) by applying heat
lassen soldar souderjoindre des pièces de métal ensemble, au moyen d’une composition métallique fusible.