Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. loslopen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor loslopen (Nederlands) in het Spaans

loslopen:

loslopen werkwoord (loop los, loopt los, liep los, liepen los, losgelopen)

  1. loslopen

Conjugations for loslopen:

o.t.t.
  1. loop los
  2. loopt los
  3. loopt los
  4. lopen los
  5. lopen los
  6. lopen los
o.v.t.
  1. liep los
  2. liep los
  3. liep los
  4. liepen los
  5. liepen los
  6. liepen los
v.t.t.
  1. heb losgelopen
  2. hebt losgelopen
  3. heeft losgelopen
  4. hebben losgelopen
  5. hebben losgelopen
  6. hebben losgelopen
v.v.t.
  1. had losgelopen
  2. had losgelopen
  3. had losgelopen
  4. hadden losgelopen
  5. hadden losgelopen
  6. hadden losgelopen
o.t.t.t.
  1. zal loslopen
  2. zult loslopen
  3. zal loslopen
  4. zullen loslopen
  5. zullen loslopen
  6. zullen loslopen
o.v.t.t.
  1. zou loslopen
  2. zou loslopen
  3. zou loslopen
  4. zouden loslopen
  5. zouden loslopen
  6. zouden loslopen
en verder
  1. is losgelopen
diversen
  1. loop los!
  2. loopt los!
  3. losgelopen
  4. loslopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor loslopen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
andar libre loslopen leeglopen; vrijlopen
andar suelto loslopen