Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. martelen:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor martelen (Nederlands) in het Spaans

martelen:

martelen werkwoord (martel, martelt, martelde, martelden, gemarteld)

  1. martelen (kwellen; folteren; pijnigen)
    torturar

Conjugations for martelen:

o.t.t.
  1. martel
  2. martelt
  3. martelt
  4. martelen
  5. martelen
  6. martelen
o.v.t.
  1. martelde
  2. martelde
  3. martelde
  4. martelden
  5. martelden
  6. martelden
v.t.t.
  1. heb gemarteld
  2. hebt gemarteld
  3. heeft gemarteld
  4. hebben gemarteld
  5. hebben gemarteld
  6. hebben gemarteld
v.v.t.
  1. had gemarteld
  2. had gemarteld
  3. had gemarteld
  4. hadden gemarteld
  5. hadden gemarteld
  6. hadden gemarteld
o.t.t.t.
  1. zal martelen
  2. zult martelen
  3. zal martelen
  4. zullen martelen
  5. zullen martelen
  6. zullen martelen
o.v.t.t.
  1. zou martelen
  2. zou martelen
  3. zou martelen
  4. zouden martelen
  5. zouden martelen
  6. zouden martelen
en verder
  1. ben gemarteld
  2. bent gemarteld
  3. is gemarteld
  4. zijn gemarteld
  5. zijn gemarteld
  6. zijn gemarteld
diversen
  1. martel!
  2. martelt!
  3. gemarteld
  4. martelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor martelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
torturar folteren; kwellen; martelen; pijnigen

Wiktionary: martelen

martelen
verb
  1. een gevangene onderwerpen aan lichamelijke en/of geestelijke pijniging, voornamelijk teneinde informatie los te krijgen

Cross Translation:
FromToVia
martelen angustiar anguish — cause to suffer pain
martelen torturar torture — to intentionally inflict unnecessary pain or suffering on helpless victims
martelen tortura Folterselten im Plural: die Misshandlung oder das Zufügen von körperlichen und seelischen Schmerzen
martelen atormentar tourmenter — Faire souffrir quelque tourment de corps.