Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. nuk:
  2. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor nuk (Nederlands) in het Spaans

nuk:

nuk [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de nuk (luim; kuur; gril; bui)
    el capricho; la manía; el humor; el mal humor
    • capricho [el ~] zelfstandig naamwoord
    • manía [la ~] zelfstandig naamwoord
    • humor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mal humor [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor nuk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
capricho bui; gril; kuur; luim; nuk eigengereidheid; eigenwijsheid; eigenzinnigheid; frats; grilligheid; impuls; luim; luimigheid; opwelling; prikkel; wispelturigheid
humor bui; gril; kuur; luim; nuk bui; geestesgesteldheid; geestestoestand; geestigheid; gemoedsgesteldheid; gemoedsstemming; gemoedstoestand; gesteldheid; gevoel; humeur; humor; indruk; instelling; instinct; intuïtie; positie; psychische toestand; staat; stemming; toestand
mal humor bui; gril; kuur; luim; nuk geestesgesteldheid; knorrigheid; kregelheid; psychische toestand
manía bui; gril; kuur; luim; nuk aanwensel; manie; overdreven voorliefde; pathologische opgewondenheid; rage; rarigheid; tic

Verwante woorden van "nuk":

  • nukken

Wiktionary: nuk


Cross Translation:
FromToVia
nuk idiosincrasia quirk — idiosyncrasy
nuk antojo vagary — An impulsive or illogical desire; a caprice