Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. opkrabbelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opkrabbelen (Nederlands) in het Spaans

opkrabbelen:

opkrabbelen werkwoord (krabbel op, krabbelt op, krabbelde op, krabbelden op, opgekrabbeld)

  1. opkrabbelen

Conjugations for opkrabbelen:

o.t.t.
  1. krabbel op
  2. krabbelt op
  3. krabbelt op
  4. krabbelen op
  5. krabbelen op
  6. krabbelen op
o.v.t.
  1. krabbelde op
  2. krabbelde op
  3. krabbelde op
  4. krabbelden op
  5. krabbelden op
  6. krabbelden op
v.t.t.
  1. ben opgekrabbeld
  2. bent opgekrabbeld
  3. is opgekrabbeld
  4. zijn opgekrabbeld
  5. zijn opgekrabbeld
  6. zijn opgekrabbeld
v.v.t.
  1. was opgekrabbeld
  2. was opgekrabbeld
  3. was opgekrabbeld
  4. waren opgekrabbeld
  5. waren opgekrabbeld
  6. waren opgekrabbeld
o.t.t.t.
  1. zal opkrabbelen
  2. zult opkrabbelen
  3. zal opkrabbelen
  4. zullen opkrabbelen
  5. zullen opkrabbelen
  6. zullen opkrabbelen
o.v.t.t.
  1. zou opkrabbelen
  2. zou opkrabbelen
  3. zou opkrabbelen
  4. zouden opkrabbelen
  5. zouden opkrabbelen
  6. zouden opkrabbelen
diversen
  1. krabbel op!
  2. krabbelt op!
  3. opgekrabbeld
  4. opkrabbelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor opkrabbelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
recuperar opkrabbelen aanvragen; bekomen; bijspijkeren; goedmaken; heroveren; herstellen; herwinnen; inhalen; inlopen; ophalen; opvragen; terugwinnen; verzoeken; vragen; zich hervinden
reponerse del susto opkrabbelen heroveren