Nederlands

Uitgebreide vertaling voor opnemen (Nederlands) in het Spaans

opnemen:

opnemen werkwoord (neem op, neemt op, nam op, namen op, opgenomen)

  1. opnemen (opslorpen; absorberen; opslurpen)
  2. opnemen (absorberen)
    absorber
  3. opnemen (opvangen)
    coger; acoger; ciudar de
  4. opnemen (inspreken)
  5. opnemen (onthouden; opslaan)
    recordar; retener; reservarse
  6. opnemen
    capturar

Conjugations for opnemen:

o.t.t.
  1. neem op
  2. neemt op
  3. neemt op
  4. nemen op
  5. nemen op
  6. nemen op
o.v.t.
  1. nam op
  2. nam op
  3. nam op
  4. namen op
  5. namen op
  6. namen op
v.t.t.
  1. heb opgenomen
  2. hebt opgenomen
  3. heeft opgenomen
  4. hebben opgenomen
  5. hebben opgenomen
  6. hebben opgenomen
v.v.t.
  1. had opgenomen
  2. had opgenomen
  3. had opgenomen
  4. hadden opgenomen
  5. hadden opgenomen
  6. hadden opgenomen
o.t.t.t.
  1. zal opnemen
  2. zult opnemen
  3. zal opnemen
  4. zullen opnemen
  5. zullen opnemen
  6. zullen opnemen
o.v.t.t.
  1. zou opnemen
  2. zou opnemen
  3. zou opnemen
  4. zouden opnemen
  5. zouden opnemen
  6. zouden opnemen
en verder
  1. ben opgenomen
  2. bent opgenomen
  3. is opgenomen
  4. zijn opgenomen
  5. zijn opgenomen
  6. zijn opgenomen
diversen
  1. neem op!
  2. neemt op!
  3. opgenomen
  4. opnemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

opnemen [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. opnemen (tapen; opname)
    la grabación; el el acto de grabar en cinta
  2. opnemen (absorberen)
    el absorbimiento; la absorción; la absorbencia

Vertaal Matrix voor opnemen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
absorbencia absorberen; opnemen
absorber opnemen; opslorpen
absorbimiento absorberen; opnemen getob
absorción absorberen; opnemen absorptie; annexatie; inlijving; opname; opneming; opvang
alzar omhoog steken; opsteken
coger aangrijpen; aanklampen; aanpakken; aanvatten; beetnemen; beetpakken; begrijpen; greep; snappen; vastpakken; vatten
el acto de grabar en cinta opname; opnemen; tapen
grabación opname; opnemen; tapen bandopname; gravering; inschrijving; opname; registratie; toelating
incorporar bijvoegen; toevoegen
retener houden; vasthouden
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
absorber absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen afzuigen; inzuigen; leegslurpen; naar binnen zuigen; opzuigen; wegzuigen
acoger absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen binnenhalen; feestelijk onthalen; fuiven; fêteren; onthalen; ontvangen; vergasten
alzar absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen aanleren; aansteken; aanstrijken; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; buslichten; casseren; doen ontvlammen; eigen maken; erbij voegen; heffen; hernieuwen; herstellen; hijsen; hoger draaien; hoger maken; in de fik steken; in de hoogte steken; leren; lichten; lichter worden van kleur; naar boven tillen; neppen; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogdraaien; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogrijzen; omhoogrukken; omhoogsteken; omhoogtillen; omlijnen; omranden; opdraaien; opheffen; oplichten; oppikken; oprijzen; opsteken; opstijgen; optillen; opvliegen; renoveren; restaureren; rijzen; sigaret opsteken; tillen; toevoegen; verbeteren; verhelpen; verhogen; verneuken; vernieuwen; verwerven
beberse absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen ledigen; leeggieten; leegmaken; leegslurpen; uitgieten
beberse haciendo ruido absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen leegslurpen
capturar opnemen buitmaken; nuttigen; vangen; verschalken
ciudar de opnemen; opvangen
coger absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen; opvangen aanklampen; aanpakken; aanvatten; achteroverdrukken; afbedelen; afnemen; beetgrijpen; beetnemen; beetpakken; bemachtigen; benemen; betrappen; binden; binnen halen; boeien; gappen; grijpen; halen; iets onverwachts doen; inpikken; jatten; kapen; ketenen; klauwen; kluisteren; leegstelen; nemen; nuttigen; obsederen; ontfutselen; ontnemen; ontvreemden; onverlangd krijgen; oogsten; opdoen; oplopen; opvangen; pakken; pikken; plukken; plunderen; roven; snaaien; snappen; stelen; te pakken krijgen; tepakkenkrijgen; toeëigenen; vangen; vastgrijpen; vastklampen; vastnemen; vastpakken; vatten; verdonkeremanen; verdonkeren; verduisteren; verrassen; verschalken; verstrikken; vervreemden; verzamelen; wat neervalt opvangen; wegkapen; wegnemen; wegpakken; wegpikken
empaparse absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen
grabar absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen aantekenen; branden; controleren; etsen; examineren; graveren; griffelen; griffen; groeven; ingraveren; inkerven; insnijden; inspecteren; keuren; met een stift inkrassen; restaureren; schouwen; verzet aantekenen
grabar un texto en la cinta inspreken; opnemen
incorporar absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen annexeren; incorporeren; inlijven; opnemen in groter geheel; oprichten; optrekken; overeindzetten; overnemen
recordar onthouden; opnemen; opslaan bedenken; doen denken aan; gedenken; herdenken; herinneren; in herinnering brengen; memoreren; memoriseren; niet vergeten; onthouden; te binnen schieten; te binnen vallen; terugdenken; terughalen; terugroepen
reservarse onthouden; opnemen; opslaan achterhouden; behouden; opzijleggen; reserveren; terughouden; voorbehouden
retener onthouden; opnemen; opslaan achterhouden; afhouden; beletten; doordouwen; doorzetten; ervanaf houden; geen afstand doen van; houden; inhouden; wachten; weerhouden
sorber absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen afzuigen; leegslurpen; lurken; opzuigen; sabbelen; slurpen; wegzuigen; zuigen
sorber haciendo ruido absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen leegslurpen
sorber ruidosamente absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen leegslurpen; lurken; opslobberen; sabbelen; slobberen; zuigen
tomarse con fruición absorberen; opnemen; opslorpen; opslurpen leegslurpen

Synoniemen voor "opnemen":


Antoniemen van "opnemen":


Verwante definities voor "opnemen":

  1. erop reageren1
    • zij nam het vervelende nieuws goed op1
  2. meten hoe groot het is of hoe lang het duurt1
    • heb je de tijd opgenomen?1
  3. hem er deel van uit laten maken1
    • zij werd snel in de groep opgenomen1
  4. hem goed bekijken1
    • ze nam hem nieuwsgierig op1
  5. het pakken en optillen1
    • hij nam de telefoon op1
  6. het vastleggen op een band of film1
    • heb je dat programma met de video opgenomen?1
  7. van bank- of girorekening afhalen1
    • ik heb vandaag 100 gulden opgenomen1

Wiktionary: opnemen


Cross Translation:
FromToVia
opnemen grabar festhaltenaufzeichnen; speichern
opnemen grabar record — (intransitive) make audio or video recording
opnemen sacar withdraw — extract (money from an account)
opnemen medir; tomar la medida mesurer — Chercher à connaître, ou déterminer une quantité par le moyen d’une mesure.

Computer vertaling door derden:

Verwante vertalingen van opnemen