Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. passus:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor passus (Nederlands) in het Spaans

passus:

passus [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de passus
    el pasaje
    • pasaje [el ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor passus:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pasaje passus corridor; doorgang; doorloop; expeditie; gang; gangpad; mars; overtocht; overvaart; pasje; passage; reis; rit; tocht; toer; trektocht; zeereis

Verwante woorden van "passus":

  • passussen