Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. persoonlijkheid:
  2. persoonlijk:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor persoonlijkheid (Nederlands) in het Spaans

persoonlijkheid:

persoonlijkheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

  1. de persoonlijkheid (karakter)
    la personalidad; el carácter; la índole

Vertaal Matrix voor persoonlijkheid:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
carácter karakter; persoonlijkheid aard; geaardheid; gemoed; gemoedsaard; gemoedsgesteldheid; inborst; inslag; karakter; klasse; letter; lettersoort; letterteken; lettertype; mentaliteit; natuur; onderverdeling; teken; temperament; ziel
personalidad karakter; persoonlijkheid iemand; individu; mens; mensenkind; persoon; wezen
índole karakter; persoonlijkheid aard; geaardheid; gemoed; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur
- aard; karakter; natuur

Verwante woorden van "persoonlijkheid":


Synoniemen voor "persoonlijkheid":


Verwante definities voor "persoonlijkheid":

  1. manier waarop iets of iemand in elkaar zit1
    • dat gedrag past niet bij zijn persoonlijkheid1
  2. iemand met een sterk eigen karakter1
    • hij is echt een persoonlijkheid1

Wiktionary: persoonlijkheid

persoonlijkheid
noun
  1. het geheel van kenmerken en gedragingen dat iemand uniek maakt

Cross Translation:
FromToVia
persoonlijkheid personalidad Persönlichkeit — die Gesamtheit der persönlichen Eigenschaften eines Menschen
persoonlijkheid personalidad personality — set of qualities that make a person distinct from other people

persoonlijk:

persoonlijk bijvoeglijk naamwoord

  1. persoonlijk (subjectief)
    personal; subjetivo; relativamente; relativo

Vertaal Matrix voor persoonlijk:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
personal arbeidskrachten; bediening; besturing; employees; mankracht; personeel; service; uitserveren; werknemers
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
- particulier
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
personal persoonlijk; subjectief autochtoon; besloten; eigenhandig; inheems; inlands; persoonsgebonden; privé; zelf
relativamente persoonlijk; subjectief betrekkelijk; naar verhouding; relatief
relativo persoonlijk; subjectief betrekkelijk; relatief; vergelijkend
subjetivo persoonlijk; subjectief

Verwante woorden van "persoonlijk":

  • persoonlijkheid, persoonlijker, persoonlijkere, persoonlijkst, persoonlijkste, persoonlijke

Synoniemen voor "persoonlijk":


Antoniemen van "persoonlijk":


Verwante definities voor "persoonlijk":

  1. van één persoon, niet van iedereen1
    • dit is het persoonlijke eigendom van Harry1

Wiktionary: persoonlijk

persoonlijk
adjective
  1. betrekking hebbend of uitgevoerd door de persoon zelf

Cross Translation:
FromToVia
persoonlijk en persona in person — actually present
persoonlijk en persona in the flesh — with one's own body and presence
persoonlijk personal personal — of or pertaining to a particular person
persoonlijk personal personnel — Qui est propre et particulier à chaque personne.

Computer vertaling door derden: