Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. peuzelen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor peuzelen (Nederlands) in het Spaans

peuzelen:

peuzelen werkwoord (peuzel, peuzelt, peuzelde, peuzelden, gepeuzeld)

  1. peuzelen (knabbelen)

Conjugations for peuzelen:

o.t.t.
  1. peuzel
  2. peuzelt
  3. peuzelt
  4. peuzelen
  5. peuzelen
  6. peuzelen
o.v.t.
  1. peuzelde
  2. peuzelde
  3. peuzelde
  4. peuzelden
  5. peuzelden
  6. peuzelden
v.t.t.
  1. heb gepeuzeld
  2. hebt gepeuzeld
  3. heeft gepeuzeld
  4. hebben gepeuzeld
  5. hebben gepeuzeld
  6. hebben gepeuzeld
v.v.t.
  1. had gepeuzeld
  2. had gepeuzeld
  3. had gepeuzeld
  4. hadden gepeuzeld
  5. hadden gepeuzeld
  6. hadden gepeuzeld
o.t.t.t.
  1. zal peuzelen
  2. zult peuzelen
  3. zal peuzelen
  4. zullen peuzelen
  5. zullen peuzelen
  6. zullen peuzelen
o.v.t.t.
  1. zou peuzelen
  2. zou peuzelen
  3. zou peuzelen
  4. zouden peuzelen
  5. zouden peuzelen
  6. zouden peuzelen
diversen
  1. peuzel!
  2. peuzelt!
  3. gepeuzeld
  4. peuzelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor peuzelen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mordisquear oppeuzelen; opvreten
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
comer saboreando lentamente knabbelen; peuzelen knagen; knauwen
mordisquear knabbelen; peuzelen kluiven; knagen; knauwen
roer knabbelen; peuzelen kluiven; knagen; knauwen
ronchar knabbelen; peuzelen knagen; knauwen