Nederlands

Uitgebreide vertaling voor razen (Nederlands) in het Spaans

razen:

razen werkwoord (raas, raast, raasde, raasden, geraasd)

  1. razen (tieren; fulmineren; tekeergaan; te keer gaan)
  2. razen (woeden; tekeergaan)
    rabiar
  3. razen (tekeergaan; tieren; fulmineren)
    bramar; despotricar; vociferar

Conjugations for razen:

o.t.t.
  1. raas
  2. raast
  3. raast
  4. razen
  5. razen
  6. razen
o.v.t.
  1. raasde
  2. raasde
  3. raasde
  4. raasden
  5. raasden
  6. raasden
v.t.t.
  1. ben geraasd
  2. bent geraasd
  3. is geraasd
  4. zijn geraasd
  5. zijn geraasd
  6. zijn geraasd
v.v.t.
  1. was geraasd
  2. was geraasd
  3. was geraasd
  4. waren geraasd
  5. waren geraasd
  6. waren geraasd
o.t.t.t.
  1. zal razen
  2. zult razen
  3. zal razen
  4. zullen razen
  5. zullen razen
  6. zullen razen
o.v.t.t.
  1. zou razen
  2. zou razen
  3. zou razen
  4. zouden razen
  5. zouden razen
  6. zouden razen
diversen
  1. raas!
  2. raast!
  3. geraasd
  4. razend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor razen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
agredir de palabra fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; schreeuwen; vloeken
bramar fulmineren; razen; tekeergaan; tieren blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; foeteren; gillen; huilen; janken; joelen; krijsen; schreeuwen; uitjouwen; vloeken
despotricar fulmineren; razen; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; ketteren; schreeuwen; vloeken
despotricar contra fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; schreeuwen; vloeken
lanzar blasfemias fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren beledigen; blaffen; brullen; bulderen; daveren; foeteren; ketteren; schelden; schreeuwen; uitjouwen; uitmaken voor; uitschelden; uitvaren tegen; vloeken
rabiar fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren; woeden foeteren; jachten; ketteren; kwaad zijn; opdrijven; ophitsen; opjagen; schuimbekken; uitvaren tegen; voortjagen; woedend zijn
soltar palabrotas fulmineren; razen; te keer gaan; tekeergaan; tieren blaffen; brullen; bulderen; daveren; ketteren; schreeuwen; vloeken
vociferar fulmineren; razen; tekeergaan; tieren blaffen; blèren; brullen; bulderen; daveren; foeteren; gillen; huilen; janken; jubelen; juichen; ketteren; krijsen; luidkeels iets verkondigen; schetteren; schreeuwen; tetteren; uitvaren tegen; vloeken

Wiktionary: razen


Cross Translation:
FromToVia
razen zumbar; ronronear; canturrear bourdonner — À trier
razen ronronear; zumbar; canturrear ronronnerfaire entendre les ronrons, émettre un ronflement sourd et continu, en parlant d'un chat ou d'un félin, qui exprime en général son contentement.