Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. reisseizoen:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor reisseizoen (Nederlands) in het Spaans

reisseizoen:

reisseizoen [het ~] zelfstandig naamwoord

  1. het reisseizoen
    el período de vacaciones

Vertaal Matrix voor reisseizoen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
período de vacaciones reisseizoen

Verwante woorden van "reisseizoen":

  • reisseizoenen