Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor schooier (Nederlands) in het Spaans

schooier:

schooier [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de schooier (sloeber)
    el pobre diablo; el pobre desgraciado; el vagabundo; el marrano; el guarro

Vertaal Matrix voor schooier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
guarro schooier; sloeber big; jong varken; obsceniteit; schuinheid; smeerlap; smeerpijp; smeerpoets; viezerik; vuilbekkerij; vuile taal; vuilheid; vuiligheid; zwijn
marrano schooier; sloeber smeerlap; smeerpijp; smeerpoets; viezerik; zwijn
pobre desgraciado schooier; sloeber slodder; slodderkous; sloddervos; slons
pobre diablo schooier; sloeber ongelukkige; slodder; slodderkous; sloddervos; slons
vagabundo schooier; sloeber landloper; vagebond; zwerver
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
guarro achterbaks; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; kliederig; knoeierig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; morsig; onedel; slinks; sluw; smeerachtig; snood; stiekem; uitgekookt; vuil
vagabundo dwalend

Verwante woorden van "schooier":


Wiktionary: schooier


Cross Translation:
FromToVia
schooier mendigo gueux — (vieilli) ou ironique|fr Celui qui fait métier de demander l’aumône, mendiant.

schooier vorm van schooieren:

schooieren werkwoord (schooier, schooiert, schooierde, schooierden, geschooierd)

  1. schooieren

Conjugations for schooieren:

o.t.t.
  1. schooier
  2. schooiert
  3. schooiert
  4. schooieren
  5. schooieren
  6. schooieren
o.v.t.
  1. schooierde
  2. schooierde
  3. schooierde
  4. schooierden
  5. schooierden
  6. schooierden
v.t.t.
  1. heb geschooierd
  2. hebt geschooierd
  3. heeft geschooierd
  4. hebben geschooierd
  5. hebben geschooierd
  6. hebben geschooierd
v.v.t.
  1. had geschooierd
  2. had geschooierd
  3. had geschooierd
  4. hadden geschooierd
  5. hadden geschooierd
  6. hadden geschooierd
o.t.t.t.
  1. zal schooieren
  2. zult schooieren
  3. zal schooieren
  4. zullen schooieren
  5. zullen schooieren
  6. zullen schooieren
o.v.t.t.
  1. zou schooieren
  2. zou schooieren
  3. zou schooieren
  4. zouden schooieren
  5. zouden schooieren
  6. zouden schooieren
en verder
  1. ben geschooierd
  2. bent geschooierd
  3. is geschooierd
  4. zijn geschooierd
  5. zijn geschooierd
  6. zijn geschooierd
diversen
  1. schooier!
  2. schooiert!
  3. geschooierd
  4. schooierend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

schooieren [znw.] zelfstandig naamwoord

  1. schooieren
    el gorronear; el medigar

Vertaal Matrix voor schooieren:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gorronear schooieren bedelen; schooien
medigar schooieren
mendigar bedelen; schooien
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gorronear schooieren klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren
mendigar schooieren bedelen; bidden; in gebed zijn; schooien; soebatten
pedir limosna schooieren
ser pedigüeño schooieren
vivir de gorra schooieren klaplopen; op iemands zak teren; parasiteren

Verwante woorden van "schooieren":