Nederlands
Uitgebreide vertaling voor snauwend (Nederlands) in het Spaans
snauwend:
Vertaal Matrix voor snauwend:
Bijwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
brusco | kortaf; korzelig; snauwend; wrevelig | abrupt; agressief; bits; bitter teleurgesteld; bot; bruusk; eensklaps; fel; felle; gewelddadig; hanig; hard; hardhandig; ineens; kattig; kortaf; meedogenloos; nors; onderdrukt; ongedacht; onverhoeds; onverwacht; onverwachts; onvriendelijk; onzacht; opeens; opgekropt; pinnig; plots; plotseling; plotsklaps; ruw; scherp; schielijk; snauwerig; snibbig; spinnig; verbeten; verbitterd; verkropt; vinnig; vlijmend; wreed; zonder omhaal |
espetando | kortaf; korzelig; snauwend; wrevelig | |
irascible | kortaf; korzelig; snauwend; wrevelig | branderig; driftig; heetbloedig; heetgebakerd; heethoofdig; kregel; onprettig; ontstoken; ontvlamd; prikkelbaar |
snauwend vorm van snauwen:
-
snauwen (grauwen)
refunfuñar; gruñir; hablar en tono brusco-
refunfuñar werkwoord
-
gruñir werkwoord
-
hablar en tono brusco werkwoord
-
-
snauwen (toesnauwen; afsnauwen; afblaffen; afbekken)
-
snauwen (toesnauwen; afsnauwen; afblaffen; toebijten; afbekken)
hablar con dureza; hablar ásperamente; soltarle un bufido a una persona; ladrar a una persona; decir con aspereza; regañar de mala manera-
hablar con dureza werkwoord
-
hablar ásperamente werkwoord
-
soltarle un bufido a una persona werkwoord
-
ladrar a una persona werkwoord
-
decir con aspereza werkwoord
-
regañar de mala manera werkwoord
-
Conjugations for snauwen:
o.t.t.
- snauw
- snauwt
- snauwt
- snauwen
- snauwen
- snauwen
o.v.t.
- snauwde
- snauwde
- snauwde
- snauwden
- snauwden
- snauwden
v.t.t.
- heb gesnauwd
- hebt gesnauwd
- heeft gesnauwd
- hebben gesnauwd
- hebben gesnauwd
- hebben gesnauwd
v.v.t.
- had gesnauwd
- had gesnauwd
- had gesnauwd
- hadden gesnauwd
- hadden gesnauwd
- hadden gesnauwd
o.t.t.t.
- zal snauwen
- zult snauwen
- zal snauwen
- zullen snauwen
- zullen snauwen
- zullen snauwen
o.v.t.t.
- zou snauwen
- zou snauwen
- zou snauwen
- zouden snauwen
- zouden snauwen
- zouden snauwen
en verder
- ben gesnauwd
- bent gesnauwd
- is gesnauwd
- zijn gesnauwd
- zijn gesnauwd
- zijn gesnauwd
diversen
- snauw!
- snauwt!
- gesnauwd
- snauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze