Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. sneeuw:
  2. sneeuwen:
  3. Wiktionary:
  4. Gebruikers suggesties voor sneeuw:
    • nieva


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sneeuw (Nederlands) in het Spaans

sneeuw:

sneeuw [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de sneeuw (sneeuwbui)
    la nieve
    • nieve [la ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor sneeuw:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nieve sneeuw; sneeuwbui

Verwante definities voor "sneeuw":

  1. water dat als witte vlokken uit de lucht valt1
    • er lag een dik pak sneeuw1

Wiktionary: sneeuw


Cross Translation:
FromToVia
sneeuw nieve Schnee — Niederschlag in Form von Eiskristallen
sneeuw nieve snow — precipitation
sneeuw nieve snow — TV noise
sneeuw nieve neige — Gouttes d’eau cristallisées par le froid, agglomérées en flocons

sneeuw vorm van sneeuwen:

sneeuwen werkwoord (sneeuw, sneeuwt, sneeuwde, sneeuwden, gesneeuwd)

  1. sneeuwen
    nevar

Conjugations for sneeuwen:

o.t.t.
  1. sneeuw
  2. sneeuwt
  3. sneeuwt
  4. sneeuwen
  5. sneeuwen
  6. sneeuwen
o.v.t.
  1. sneeuwde
  2. sneeuwde
  3. sneeuwde
  4. sneeuwden
  5. sneeuwden
  6. sneeuwden
v.t.t.
  1. heb gesneeuwd
  2. hebt gesneeuwd
  3. heeft gesneeuwd
  4. hebben gesneeuwd
  5. hebben gesneeuwd
  6. hebben gesneeuwd
v.v.t.
  1. had gesneeuwd
  2. had gesneeuwd
  3. had gesneeuwd
  4. hadden gesneeuwd
  5. hadden gesneeuwd
  6. hadden gesneeuwd
o.t.t.t.
  1. zal sneeuwen
  2. zult sneeuwen
  3. zal sneeuwen
  4. zullen sneeuwen
  5. zullen sneeuwen
  6. zullen sneeuwen
o.v.t.t.
  1. zou sneeuwen
  2. zou sneeuwen
  3. zou sneeuwen
  4. zouden sneeuwen
  5. zouden sneeuwen
  6. zouden sneeuwen
en verder
  1. ben gesneeuwd
  2. bent gesneeuwd
  3. is gesneeuwd
  4. zijn gesneeuwd
  5. zijn gesneeuwd
  6. zijn gesneeuwd
diversen
  1. sneeuw!
  2. sneeuwt!
  3. gesneeuwd
  4. sneeuwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sneeuwen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nevar sneeuwen

Wiktionary: sneeuwen

sneeuwen
verb
  1. het vallen van hemelwater onder de vorm van sneeuwvlokken

Cross Translation:
FromToVia
sneeuwen nevar snow — have snow fall from the sky
sneeuwen nevar schneienmeist unpersönlich: in Form von Schneeflocken vom Himmel fallen
sneeuwen nevar neigertomber des nuages, parler de la neige.

Verwante vertalingen van sneeuw