Overzicht
Nederlands naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. sukkelend:
  2. sukkelen:
  3. Wiktionary:


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor sukkelend (Nederlands) in het Spaans

sukkelend:

sukkelend bijvoeglijk naamwoord

  1. sukkelend
    desmañado; torpe; enfermizo; incómodo; inútil; patoso; inhábil; poco manejable; teniendo achaques

Vertaal Matrix voor sukkelend:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
inútil geitenbreier; lammeling; lamzak; lanterfanter; lapzwans; leegloper; lijntrekker; nietsnut; niksnut; slampamper; slapkous
torpe boerenkinkel; brutale kerel; heikneuter; hork; hufter; kinkel; klootzak; lomperd; lomperik; ongelikte beer; proleet; vlegel
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
inhábil klungelig; links
torpe klungelig; links
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
desmañado sukkelend aanmatigend; aanstootgevend; aanstotelijk; bot; dorps; gebrekkig; klungelig; knullig; kortaf; krukkig; lomp; onbeholpen; onbehouwen; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; onhandig; onopgevoed; respectloos; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; zonder omhaal
enfermizo sukkelend bleek; bleekjes; flauw; flauwtjes; flets; krukkig; onbeholpen; ongezond; onhandig; pathologisch; pips; schutterig; slap; slapjes; slungelig; spuugmisselijk; spuugzat; stumperig; stuntelig; sukkelig; verschoten; wee; ziekelijk; ziekjes; zwak; zwakjes
incómodo sukkelend gegeneerd; genant; gênant; hinder veroorzakend; hinderlijk; krukkig; lastig; naar; onaangenaam; onbehaaglijk; onbeholpen; oncomfortabel; ongelegen; ongemakkelijk; ongerieflijk; ongezellig; onhandig; onplezierig; onprettig; onverkwikkelijk; onwennig; opgelaten; pijnlijk; schutterig; slungelig; storend; stumperig; stuntelig; sukkelig
inhábil sukkelend aanmatigend; bot; dorps; gebrekkig; klungelig; knullig; kortaf; krukkig; onbeholpen; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; ongelikt; onhandig; respectloos; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; zonder omhaal
inútil sukkelend doelloos; ijdel; krukkig; nutteloos; onbeholpen; onbruikbaar; onhandig; onnut; overtollig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig; tevergeefs; vergeefs; vruchteloos; waardeloos; zinledig; zinloos; zonder nut; zonder resultaat
patoso sukkelend gebrekkig; knullig; krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
poco manejable sukkelend krukkig; onbeholpen; onhandig; schutterig; slungelig; stumperig; stuntelig; sukkelig
teniendo achaques sukkelend
torpe sukkelend aanmatigend; achterlijk; afgestompt; bot; breinloos; dom; dorps; gebrekkig; geesteloos; harkerig; hersenloos; hoekig; idioot; kantig; klungelig; knullig; krukkig; log; lomp; onbeholpen; onbehouwen; onbenullig; onbeschaafd; onbeschaamd; onbeschoft; ongegeneerd; ongelikt; ongeschoold; ongetraind; onhandig; onnozel; onopgevoed; onsierlijk van gedaante; onverstandig; plomp; respectloos; scherp; schichtig; schrikachtig; schutterig; slungelig; stoethaspelig; stompzinnig; stumperig; stuntelig; stupide; sukkelig; uilachtig; verstandeloos; vlijmend; vlijmscherp; vreesachtig

sukkelen:

sukkelen werkwoord (sukkel, sukkelt, sukkelde, sukkelden, gesukkeld)

  1. sukkelen (kwakkelen)

Conjugations for sukkelen:

o.t.t.
  1. sukkel
  2. sukkelt
  3. sukkelt
  4. sukkelen
  5. sukkelen
  6. sukkelen
o.v.t.
  1. sukkelde
  2. sukkelde
  3. sukkelde
  4. sukkelden
  5. sukkelden
  6. sukkelden
v.t.t.
  1. heb gesukkeld
  2. hebt gesukkeld
  3. heeft gesukkeld
  4. hebben gesukkeld
  5. hebben gesukkeld
  6. hebben gesukkeld
v.v.t.
  1. had gesukkeld
  2. had gesukkeld
  3. had gesukkeld
  4. hadden gesukkeld
  5. hadden gesukkeld
  6. hadden gesukkeld
o.t.t.t.
  1. zal sukkelen
  2. zult sukkelen
  3. zal sukkelen
  4. zullen sukkelen
  5. zullen sukkelen
  6. zullen sukkelen
o.v.t.t.
  1. zou sukkelen
  2. zou sukkelen
  3. zou sukkelen
  4. zouden sukkelen
  5. zouden sukkelen
  6. zouden sukkelen
en verder
  1. ben gesukkeld
  2. bent gesukkeld
  3. is gesukkeld
  4. zijn gesukkeld
  5. zijn gesukkeld
  6. zijn gesukkeld
diversen
  1. sukkel!
  2. sukkelt!
  3. gesukkeld
  4. sukkelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor sukkelen:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
estar enfermizo kwakkelen; sukkelen
ser enfermizo kwakkelen; sukkelen

Verwante woorden van "sukkelen":


Wiktionary: sukkelen


Cross Translation:
FromToVia
sukkelen adolecer ail — to be ill
sukkelen trotar trottenlangsam, lustlos, stumpfsinnig, schwerfällig, mit monotonem Schritt irgendwohin gehen