Overzicht


Nederlands

Uitgebreide vertaling voor tanen (Nederlands) in het Spaans

tanen:

tanen werkwoord (taan, taant, taande, taanden, getaand)

  1. tanen (leerlooien; looien)
    adobar; curtir
  2. tanen (minder worden; declineren; afnemen; )
    disminuir; reducirse
  3. tanen (vervagen; verbleken)
  4. tanen
    curtidor

Conjugations for tanen:

o.t.t.
  1. taan
  2. taant
  3. taant
  4. tanen
  5. tanen
  6. tanen
o.v.t.
  1. taande
  2. taande
  3. taande
  4. taanden
  5. taanden
  6. taanden
v.t.t.
  1. ben getaand
  2. bent getaand
  3. is getaand
  4. zijn getaand
  5. zijn getaand
  6. zijn getaand
v.v.t.
  1. was getaand
  2. was getaand
  3. was getaand
  4. waren getaand
  5. waren getaand
  6. waren getaand
o.t.t.t.
  1. zal tanen
  2. zult tanen
  3. zal tanen
  4. zullen tanen
  5. zullen tanen
  6. zullen tanen
o.v.t.t.
  1. zou tanen
  2. zou tanen
  3. zou tanen
  4. zouden tanen
  5. zouden tanen
  6. zouden tanen
diversen
  1. taan!
  2. taant!
  3. getaand
  4. tanend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tanen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
curtidor leerlooier; looier
disminuir achteruitgaan; afnemen; verminderen in kracht
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
adobar leerlooien; looien; tanen in blik conserveren; inblikken; inmaken; inpekelen; inzouten; opzouten; zouten
borrar tanen; verbleken; vervagen aanrekenen; aanwrijven; afschrijven; berispen; beschuldigen; blameren; diskwalificeren; doorstrepen; gispen; iemand schrappen; in elkaar overlopen; laken; nadragen; royeren; te niet doen; uitgommen; uitroeien; uitschrijven; uitsluiten; uitvegen; uitvlakken; uitwissen; vervagen; vervloeien; verwijten; vlakken; voor de voeten gooien; voorhouden; wegvagen; wegvegen; wissen
curtidor tanen
curtir leerlooien; looien; tanen
descolorarse tanen; verbleken; vervagen van kleur veranderen; verkleuren
desdibujar tanen; verbleken; vervagen in elkaar overlopen; vervagen; vervloeien
desteñirse tanen; verbleken; vervagen
desvanecerse tanen; verbleken; vervagen flauwvallen; in elkaar overlopen; in katzwijm vallen; vervagen; vervloeien; wegraken; zwijmelen
disipar tanen; verbleken; vervagen in elkaar overlopen; nullificeren; ondervangen; opheffen; teniet doen; terugdraaien; vernietigen; vervagen; vervloeien
disminuir afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen achteruitgaan; afnemen; afnemend; declineren; inkrimpen; kelderen; kleiner maken; krimpen; luwen; minder maken; minder worden; minimaliseren; slinken; slinkend; tanend; terugdraaien; terugschroeven; tot bedaren komen; uitwoeden; verflauwen; verkleinen; verminderen; wegsterven; zakken
empalidecer tanen; verbleken; vervagen bleek worden; vaal worden; verbleken; verkleuren; verschieten; vervagen; vervalen; wit worden
reducirse afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen afnemen; beperken; door koken dikker maken; door koken verdikken; inbinden; indikken; inkoken; inkrimpen; inperken; kleiner worden; krimpen; minder worden; minderen; reduceren; slinken; verdikken; verkorten; verlagen; verminderen

Wiktionary: tanen


Cross Translation:
FromToVia
tanen aderezar; adobar; curtir tanner — Préparer les cuirs pour les rendre imputrescibles